Nadat Dalamatia onder water was verzonden, trokken de Nodieten naar het noorden en oosten en stichtten weldra de nieuwe stad Dilmun als het hoofdkwartier van hun volk en cultuur. Ongeveer vijftigduizend jaar na de dood van Nod, toen het nageslacht van de staf van de Vorst te talrijk was geworden om zich in leven te houden in het land dat direct rond hun nieuwe stad Dilmun lag, en nadat zij aansluiting met de naburige Andonische en Sangik-stammen hadden gezocht om huwelijken te sluiten, kwam het bij hun leiders op dat er iets moest worden gedaan om hun raciale eenheid te bewaren. Dienovereenkomstig werd een beraadslaging van de stammen belegd en na veel wikken en wegen werd het plan van Bablot, een afstammeling van Nod, goedgekeurd.
Bablot stelde voor midden in het toenmaals door hen bewoonde gebied een ostentatieve tempel op te richten tot meerdere glorie van hun ras. Deze tempel zou een toren moeten krijgen welks gelijke nog nimmer in de wereld was aanschouwd. Het zou een monumentaal gedenkteken moeten worden ter ere van hun verdwijnende grootheid. Velen wensten dat dit monument in Dilmun zou worden opgericht, doch anderen, zich de overleveringen aangaande de overstroming van hun eerste hoofdstad Dalamatia herinnerend, betoogden dat zo’n groot bouwwerk op veilige afstand van de gevaren van de zee moest worden geplaatst.
Bablot nam zich voor dat de nieuwe bouwwerken de kern van het toekomstige centrum van de Noditische cultuur en civilisatie zou worden. Zijn advies won het tenslotte en overeenkomstig zijn plannen werd er een aanvang gemaakt met de bouw. De nieuwe stad zou Bablot genoemd worden, naar de architect en bouwer van de toren. Deze locatie werd later bekend onder de naam Bablod en tenslotte als Babel.
De Nodieten waren echter nog steeds enigszins verdeeld in hun gevoelens ten opzichte van de plannen en bedoelingen van deze onderneming. Ook waren hun leiders het niet geheel eens wat de bouwplannen betrof, noch omtrent het gebruik van de gebouwen na hun voltooiing. Toen er vier en een half jaar aan gewerkt was, ontstond er grote onenigheid over de doelstellingen en beweegredenen om de toren op te richten. De conflicten werden zo hevig, dat al het werk tot stilstand kwam. De voedseldragers verspreidden het nieuws van de tweedracht en grote aantallen van de stamgenoten begonnen zich te verzamelen bij de bouwplaats. Er werden drie verschillende gezichtspunten naar voren gebracht betreffende het doel van de bouw van de toren.
1. De grootste groep, bijna de helft, verlangde dat de toren zou worden gebouwd als een gedenkteken gewijd aan de historie der Nodieten en de superioriteit van hun ras. Zij vonden dat het een groot, imposant bouwwerk moest worden dat de bewondering van alle toekomstige generaties zou afdwingen.
2. De op één na grootste partij wilde dat de toren zou worden ontworpen als een gedenkteken voor de cultuur van Dilmun. Zij voorzagen dat Bablot een groot centrum van handel, kunst en nijverheid zou worden.
3. De kleinste groep, een minderheid, vond dat de oprichting van de toren gelegenheid bood tot boetedoening voor de dwaasheid van hun voorouders toen zij deelnamen aan de rebellie van Caligastia. Zij hielden vol dat de toren gewijd moest worden aan de verering van de Vader van allen, en dat de nieuwe stad uitsluitend moest worden gebouwd om de plaats van Dalamatia in te nemen—om te functioneren als cultureel en religieus centrum voor de omringende barbaren.
De godsdienstige groep werd prompt overstemd. De meerderheid verwierp de opvatting dat hun ouders schuldig waren geweest aan de rebellie; zij voelden zich beledigd door zo’n smet op hun ras. Toen zij een van de drie benaderingswijzen van het dispuut zo afgedaan hadden, slaagden zij er niet in door overleg het over de twee andere eens te worden, waarop zij tot vechten overgingen. De godsdienstigen, degenen die niet wilden vechten, vluchtten naar hun woonplaatsen in het zuiden, terwijl hun metgezellen streden tot zij elkaar nagenoeg hadden uitgeroeid.
Ongeveer twaalfduizend jaar geleden werd er een tweede poging ondernomen om de toren van Babel op te richten. De gemengde rassen der Andieten (Nodieten en Adamieten) begonnen een nieuwe tempel te bouwen op de ruïnes van het eerste bouwwerk, maar er was onvoldoende steun voor deze onderneming en zij bezweek onder haar eigen pretentieuze gewicht. Deze landstreek stond lange tijd bekend als het land van Babel.