De aankomst van de staf van de Vorst maakte diepe indruk. Hoewel er bijna duizend jaar voorbijging voordat het nieuws alom was verspreid, werden de stammen dichtbij het hoofdkwartier in Mesopotamië enorm beïnvloed door het onderricht en het gedrag van de honderd nieuwe bewoners van Urantia. En veel van uw latere mythologie is ontstaan uit de verminkte legenden over deze vroege tijden, toen deze leden van de staf van de Vorst op Urantia werden gerepersonaliseerd als supermensen.
Het ernstige obstakel voor de goede invloed van dergelijke buitenplanetaire leraren is de neiging van stervelingen om hen als goden te beschouwen, maar afgezien van de techniek waardoor zij op aarde waren verschenen, namen de honderd van Caligastia—vijftig mannen en vijftig vrouwen—niet hun toevlucht tot bovennatuurlijke methoden of bovenmenselijke manipulaties.
De lichamelijke staf was echter niettemin bovenmenselijk. Hun missie op Urantia vingen zij aan als buitengewone drievoudige wezens:
1. Zij waren lichamelijk en betrekkelijk menselijk, want zij droegen het echte levensplasma van één der menselijke rassen in zich, het Andonische levensplasma van Urantia.
Deze honderd leden van de staf van de Vorst waren gelijkelijk verdeeld naar geslacht en naar hun eerdere status als sterveling. Iedere persoon in deze groep was in staat mede-ouder te worden van een nieuw soort lichamelijk wezen, maar zij waren zorgvuldig geïnstrueerd om slechts onder bepaalde voorwaarden tot ouderschap over te gaan. Het is gebruikelijk dat de lichamelijke staf van een Planetaire Vorst haar eigen opvolgers voortbrengt, te eniger tijd voordat zij zich terugtrekt uit het speciale dienst op de planeet. Gewoonlijk gebeurt dit ten tijde van, of kort na, de aankomst van de Planetaire Adam en Eva.
Deze speciale wezens hadden daarom weinig of geen voorstelling van het soort materiële schepselen dat door hun geslachtelijke verbintenis zou worden voortgebracht. En zij zijn dit ook nooit te weten gekomen, want vóór het tijdstip waarop deze stap in de uitvoering van hun werk voor de wereld gedaan kon worden, raakte het gehele regime ontredderd door de opstand, en zij die later toch in de rol van ouders functioneerden, waren afgesneden van de levencircuits van het stelsel.
Naar huidskleur en taal sloten deze gematerialiseerde leden van de staf van Caligastia aan bij het Andonische ras. Evenals de stervelingen van dit gebied gebruikten zij voedsel, met dit verschil, dat de herschapen lichamen van deze groep geheel genoeg hadden aan een vleesloos dieet. Dit was één van de overwegingen om hen in een warme landstreek te laten wonen, waar een overvloed aan vuchten en noten voorhanden was. De gewoonte om op een vleesloos dieet te leven, dateert uit de tijd van de honderd van Caligastia, want dit gebruik verbreidde zich heinde ver en heeft de eetgewoonten van vele der omringende stammen beïnvloed, groepen die oorspronkelijk behoorden tot de evolutionaire rassen die uitsluitend vlees aten.
2. De honderd waren materiële maar bovenmenselijke wezens, die op Urantia opnieuw waren gevormd als uitzonderlijke mannen en vrouwen van een hoge, speciale orde.
Ofschoon de wezens van deze groep op Jerusem voorlopig burgerschap hadden gekregen, waren zij nog niet gefuseerd met hun Gedachtenrichters; en toen zij zich voor dienst op deze planeet hadden aangemeld en waren aangenomen in een samenwerkingsverband met de afdalende orden van zonen, werden hun Gedachtenrichters van hen gescheiden. Deze Jerusemieten waren echter bovenmenselijke wezens—zij bezaten zielen die in de opklimming waren gegroeid. Tijdens het sterfelijke leven in het vlees verkeert de ziel in een embryonale staat: zij wordt geboren (opgewekt) in het morontia-leven en maakt groei door via de successieve morontia-werelden. En de zielen van de honderd van Caligastia hadden zich via de progresieve ervaringen op de zeven woningwerelden aldus ontwikkeld, totdat zij de status van burgerschap op Jerusem hadden bereikt.
Conform hun instructies ging de staf niet over tot geslachtelijke voorplanting, maar de leden bestudeerden hun persoonlijke constitutie nauwgezet en onderzochten zorgvuldig ieder voorstelbaar aspect van een verbintenis tussen het intellect (bewustzijn) en morontia (de ziel). En gedurende het drieëndertigste jaar van hun verblijf in Dalamatia, lang voordat de muur voltooid was, ontdekten nummer twee en nummer zeven van de Danitische groep toevallig een verschijnsel dat de verbintenis van hun morontia-zelf (een verbintenis die naar zij dachten niet-geslachtelijk en niet-materieel was) vergezelde: het gevolg van dit avontuur bleek het eerste der primaire middenwezens te zijn. Dit nieuwe wezen was volledig zichtbaar voor de planetaire staf en haar hemelse medewerkers, maar onzichtbaar voor de mannen en vrouwen van de verschillende stammen der mensen. Op gezag van de Planetaire Vorst begon de gehele lichamelijke staf soortgelijke wezens voort te brengen, en allen slaagden daarin door de instructies van het baanbrekende Danitische paar op te volgen. Op deze wijze bracht de staf van de Vorst uiteindelijk het oorspronkelijke korps van 50.000 middenwezens voort.
Deze middensoort-schepselen bewezen belangrijke diensten bij het gaande houden van de zaken van het hoofdkwartier van de wereld. Zij waren voor mensen onzichtbaar, maar de primitieve mensen die in Dalamatia verbleven, werden wel onderricht inzake deze onzichtbare, halfgeestelijke wezens, en eeuwenlang vormden zij de gehele geest-wereld voor deze evoluerende stervelingen.
3. De honderd van Caligastia waren persoonlijk onsterfelijk, in andere woorden, zij stierven niet. Door hun materiële lichamen circuleerden de als tegengif dienenden complementen van de levenstromen van het stelsel; indien zij door de opstand het contact met de levenscircuits niet hadden verloren, dan zouden zij voor onbepaalde tijd hebben verder geleefd, tot er een volgende Zoon van God zou zijn gearriveerd, of tot zij op enig later moment de vrijheid hebben zouden gekregen om hun onderbroken reis naar Havona en het Paradijs voort te zetten.
Deze als tegengif dienende complementen van de levensstromen van Satania werden verkregen uit de vruchten van de boom des levens, een struik uit Edentia welke ten tijde van de aankomst van Caligastia door de Meest Verhevenen van Norlatiadek naar Urantia was gezonden. In de dagen van Dalamatia groeide deze boom in de binnenhof in het midden van de tempel van de onzienlijke Vader, en de vruchten van deze boom des levens stelden de materiële en voor het overige sterfelijke wezens die tot de staf van de Vorst behoorden, in staat onbepaalde tijd voort te leven, zolang zij er toegang toe hadden.
Hoewel nutteloos voor de evolutionaire rassen, was dit bovennatuurlijke voedsel volkomen toereikend om de honderd van Caligastia en de honderd gemodificeerde Andonieten die met hen verbonden waren, een continu leven te schenken.
In verband hiermede moeten wij ook verklaren dat op het moment dat de honderd Andonieten de bijdrage van hun menselijke kiemplasma aan de leden van de staf van de Vorst leverden, de Levendragers in hun sterfelijke lichaam het complement van de levenscircuits van het stelsel inbrachten; op deze wijze werden zij in staat gesteld om gelijktijdig met de staf eeuw na eeuw verder te leven en de lichamelijke dood te trotseren.
Uiteindelijk werden de honderd Andonieten ingelicht omtrent hun bijdrage aan de nieuwe lichamen van hun superieuren, en deze zelfde honderd kinderen uit de Andon-stammen werden verder op hoofdkwartier gehouden als de persoonlijke bedienden van de lichamelijke staf van de Vorst.