Op een evolutionaire planeet verschijnen de zes evolutionaire gekleurde rassen gewoonlijk één voor één: de rode mens komt eerst tot ontwikkeling, en zwerft eeuwenlang over de wereld voordat de volgende gekleurde rassen verschijnen. Dat alle zes rassen gelijktijdig op Urantia verschenen, en in één gezin, was hoogst ongewoon.
Het verschijnen van de vroege Andonieten op Urantia was ook iets nieuws in Satania. Op geen enkele andere wereld in het plaatselijk stelsel heeft zich zulk een ras van wilsschepselen vóór de evolutionaire gekleurde rassen ontwikkeld.
1. De rode mens. Deze volken vormden opmerkelijke specimina van het menselijk ras, in vele opzichten superieur aan Andon en Fonta. Zij waren een uiterst intelligente groep en de eerste Sangik-kinderen die een tribale beschaving en bestuur ontwikkelden. Ze waren altijd monogaam: zelfs hun gemengde afstammelingen hadden zelden meer dan één partner.
In latere tijden raakten zij verwikkeld in ernstige, langdurige onlusten met hun gele broeders in Azië. Zij werden daarbij geholpen door de pijl en boog die zij reeds vroeg hadden uitgevonden, maar ongelukkigerwijs hadden zij in sterke mate de neiging van hun voorouders geërfd om onderling te vechten, en hierdoor verzwakten zij dusdanig, dat de gele stammen in staat waren hen van het Aziatische continent te verdrijven.
Ongeveer vijfentachtig duizend jaar geleden trokken de betrekkelijk zuivere overblijfselen van het rode ras allen tegelijk naar Noord-Amerika, en kort daarna verzonk de Bering-landbrug, waardoor ze werden geïsoleerd. Geen der rode mensen keerde ooit naar Azië terug. Doch overal in Siberië, China, Centraal-Azië, India en Europa lieten zij veel van hun volksgenoten achter, die zich hadden vermengd met de andere gekleurde rassen.
Toen de rode mens overstak naar Amerika, nam hij veel van de leringen en tradities over zijn vroege afkomst mee. Zijn directe voorouders waren nog in aanraking geweest met de latere activiteiten die van het hoofdkwartier van de Planetaire Vorst uitgingen. Maar reeds kort nadat hij in Amerika was aangekomen, begon de rode mens dit onderricht uit het oog te verliezen en raakte zijn verstandelijke en geestelijke beschaving sterk in verval. Zeer spoedig begonnen deze mensen opnieuw zo hevig onderling te strijden, dat het leek alsof deze stammenoorlogen spoedig de ondergang van dit restant van het betrekkelijk zuivere rode ras tot gevolg zou hebben.
Toen het ernaar uitzag dat de rode mens tengevolge van deze sterke terugval gedoemd was ten onder te gaan, trad ongeveer vijfenzestig duizend jaar geleden Onamonalonton op als hun leider en geestelijke verlosser. Hij stichtte tijdelijk vrede onder de rode mensen in Amerika, en bracht hun verering van de ‘Grote Geest’ weer tot leven. Onamonalonton werd zesennegentig jaar oud, en had zijn hoofdkwartier te midden van de grote sequoia’s in Californië. Onder de Blackfoot-Indianen worden tot op de huidige dag velen van zijn latere afstammelingen aangetroffen.
Na verloop van tijd werd de leer van Onamonalonton een vage traditie. De onderling vernietigende oorlogen braken opnieuw uit, en na de dagen van deze grote leraar slaagde geen andere leider er ooit weer in algemene vrede onder hen tot stand te brengen. In toenemende mate lieten de intelligentere elementen het leven in deze stammenoorlogen; als dit niet was gebeurd, zouden deze begaafde, intelligente rode mensen een grote beschaving hebben opgebouwd op het continent van Noord-Amerika.
Nadat de noordelijke rode mens vanuit China naar Amerika was overgestoken, kwam hij niet opnieuw in aanraking met andere invloeden in de wereld (behalve met de Eskimo’s), totdat hij later werd ontdekt door de blanke mens. Het was hoogst ongelukkig dat de rode mens bijna geen gelegenheid heeft gehad om door vermenging met het latere Adamische ras een hoger peil te bereiken. Zoals de zaken lagen, kon de rode mens niet over de blanke mens heersen, en was hij ook niet bereid deze te dienen. Indien twee rassen zich in zulke omstandigheden niet vermengen, is of het ene, of het andere gedoemd ten onder te gaan.
2. De oranje mens. Het opmerkelijkste kenmerk van dit ras was hun eigenaardige drang tot bouwen, om van alles en nog wat te bouwen, zelfs tot het opstapelen van enorme steenhopen toe, alleen maar om te zien welke stam de grootste kon bouwen. Hoewel ze geen vooruitstrevend volk waren, trokken zij veel profijt van de scholen van de Vorst, en stuurden zij afgezanten daarheen om te worden onderricht.
Het oranje ras was het eerste dat in zuidelijke richting langs de kust naar Afrika trok toen de Middellandse Zee zich in westelijke richting terugtrok. Zij hebben echter nooit vaste voet gekregen op een geschikte plek in Afrika en werden door het groene ras dat later kwam geheel uitgeroeid.
Voordat dit volk aan zijn einde kwam, verloor het veel cultureel en geestelijk terrein. Er vond evenwel een grote wederopbloei van een hogere levenswijze plaats tengevolge van het wijze leiderschap van Porshunta, de geniale leider van dit onfortuinlijke ras, die zijn volk ongeveer driehonderdduizend jaar geleden diende, toen zijn hoofdzetel in Armageddon was gevestigd.
De laatste grote strijd tussen de mensen van het oranje en het groene ras vond plaats in het gebied van het dal van de benedenloop van de Nijl in Egypte. Deze langdurige strijd duurde bijna honderd jaar, en aan het eind waren er nog maar zeer weinig mensen van het oranje ras in leven. De uiteengeslagen restanten van dit volk werden geabsorbeerd door het groene ras en door het indigo ras dat later kwam. Maar als ras hield de oranje mens ongeveer honderdduizend jaar geleden op te bestaan.
3. De gele mens. De primitieve gele stammen waren de eerste die de jacht opgaven en vaste nederzettingen vestigden en een een huiselijk leven ontwikkelden dat gebaseerd was op landbouw. Verstandelijk stonden zij iets lager dan de rode mens, maar sociaal en collectief overtroffen zij alle Sangik-volken in de raciale beschaving die zij ontwikkelden. Omdat zij een geest van broederschap ontwikkelden, leerden de verschillende stammen in betrekkelijke vrede met elkaar te leven, en hierdoor waren zij in staat het rode ras voor zich uit te drijven toen zij zich geleidelijk over Azië uitbreidden.
Zij trokken naar streken ver weg van de invloed van het geestelijke hoofdkwartier van de wereld, en vervielen na de afvalligheid van Caligastia tot grote duisternis; dit volk kende echter één schitterende eeuw toen Singlangton ongeveer honderdduizend jaar geleden het leiderschap over deze stammen op zich nam en de verering van de ‘Ene Waarheid’ proclameerde.
Dat betrekkelijk grote aantallen van het gele ras zijn blijven voortbestaan, is te danken aan de vreedzaamheid die tussen hun stammen heerste. Van de dagen van Singlangton tot aan de tijd van het moderne China wordt het gele ras tot de meer vreedzame naties van Urantia gerekend. Dit ras ontving een bescheiden doch krachtig erfdeel van het later ingevoerde Adamische ras.
4. De groene mens. Het groene ras vormde één der minder begaafde groepen in de primitieve mensheid, en het verzwakte ernstig door op uitgebreide schaal in verschillende richtingen te migreren. Vóór hun verstrooiing beleefden deze stammen een grote culturele opleving onder het leiderschap van Fantad, ongeveer driehonderdvijftigduizend jaar geleden.
Het groene ras viel in drie hoofdgroepen uiteen: de stammen in het noorden werden door het gele en blauwe ras onderworpen, tot slaaf gemaakt en geabsorbeerd. De oostelijke groep vermengde zich met de Indische volken van die tijd, en overblijfselen ervan houden nog steeds onder hen stand. De zuidelijke groep drong Afrika binnen, waar zij hun bijna even inferieure oranje verwanten uitroeiden.
In vele opzichten waren de twee groepen in deze strijd tegen elkaar opgewassen, aangezien bij beide mensen met reuzengestalten voorkwamen; velen van hun leiders hadden een lengte van ongeveer twee en een halve, tot twee en driekwart meter. Dit reuzennageslacht van de groene mensen kwam hoofdzakelijk voor bij dit zuidelijke of Egyptische volk.
De overblijfselen van de zegevierende groene mens werden later geabsorbeerd door het indigo ras, het laatste der gekleurde volken dat tot ontwikkeling kwam en wegtrok uit het oorspronkelijke centrum van waaruit de Sangik-rassen zich hebben verspreid.
5. De blauwe mens. De blauwe mensen vormden een groots volk. Reeds vroeg vonden ze de speer uit en later legden zij de basis voor de ontwikkeling van vele vaardigheden van de huidige civilisatie. De blauwe mens bezat het hersenvermogen van de rode mens en de ziel en het gevoel van de gele mens. De afstammelingen van Adam prefereerden de blauwe mens boven alle andere gekleurde rassen die later nog bestonden.
De vroege blauwe mensen stonden open voor de beginselen die de leraren van de staf van Vorst Caligastia uitdroegen, en kwamen later in grote verwarring door de misleidende leringen van deze verraderlijke leiders. Evenmin als andere primitieve rassen, hebben zij zich ooit geheel hersteld van de beroering die door het verraad van Caligastia werd teweeggebracht, en ook hebben ze hun neiging om onderling te strijden nooit geheel overwonnen.
Ongeveer vijfhonderd jaar na de val van Caligastia deed zich een wijdverbreide opleving voor van een soort primitieve, doch niettemin wezenlijke en zegenrijke kennis en religie. Orlandof werd een groot leraar onder het blauwe ras en bracht vele stammen terug tot de verering van de ware God, onder de naam van het ‘Allerhoogste Opperhoofd.’ Dit was de grootste vooruitgang van de blauwe mens tot de latere tijden, toen dit ras door de vermenging met het Adamische ras sterk verbeterde.
De Europese onderzoekingen en navorsingen naar het Paleolithicum betreffen voornamelijk het opgraven van werktuigen, beenderen en kunstvoorwerpen van deze blauwe mensen uit oude tijden, want zij hielden in Europa stand tot in recente tijden. De zogenoemde blanke rassen van Urantia zijn de afstammelingen van deze blauwe mensen nadat dezen eerst door een lichte vermenging met het gele en rode ras waren gemodificeerd, en later grote vooruitgang hadden gemaakt doordat het overgrote deel van het violette ras door hen werd geassimileerd.
6. Het indigo ras. Zoals de rode mensen de meest ontwikkelden waren van alle Sangik-volken, zo waren de zwarte mensen het minst vooruitstrevend. Zij waren de laatsten die van hun geboortegronden in de hooglanden wegtrokken. Ze trokken naar Afrika en namen dat continent in bezit, en zijn daar sindsdien steeds gebleven, behalve wanneer zij door de eeuwen heen met geweld als slaven werden weggevoerd.
Daar de indigo volken in Afrika geïsoleerd waren, deelden zij—evenals de rode mens—slechts in geringe mate of in geheel niet in de rasverbetering welke tot stand zou zijn gekomen door de inbreng van het Adamische ras. Door deze afzondering in Afrika maakte het indigo ras weinig vooruitgang tot aan de dagen van Orvonon, toen zij een groot geestelijk ontwaken beleefden. Hoewel ze later de door Orvonon verkondigde ‘God der Goden’ weer bijna geheel vergaten, verloren ze het verlangen om de Onbekende te vereren niet geheel; tot een paar duizend jaar geleden volhardden zij althans in een vorm van verering.
Niettegenstaande hun achtergebleven ontwikkeling, bezitten deze indigo volken in de ogen van de hemelse machten precies dezelfde status als ieder ander ras op aarde.
Dit waren tijden waarin de verschillende rassen elkaar heftig bestreden, maar vlakbij het hoofdkwartier van de Planetaire Vorst leefden de meer verlichte en de meer recent onderrichte groepen in betrekkelijke harmonie samen, ook al brachten de rassen op aarde geen grote culturele veroveringen tot stand in de tijd die aan de ernstige ontwrichting van het regime tengevolge van het uitbreken van de opstand van Lucifer.
Van tijd tot tijd beleefden al deze verschillende volken culturele en geestelijke oplevingen. Mansant was een groot leraar in de tijd na de Planetaire Vorst. Maar alleen de eminente leiders en leraren die duidelijk een geheel ras hebben beïnvloed en geïnspireerd, worden hier vermeld. In de loop der tijden traden in verschillende gebieden vele minder belangrijke leraren op, en gezamenlijk hebben dezen veel bijgedragen aan het totaal van heilzame invloeden die de volledige ineenstorting van de cultuur der geciviliseerde wereld hebben voorkomen, vooral gedurende de lange, donkere eeuwen tussen de opstand van Caligastia en de komst van Adam.
Er zijn vele goede en afdoende redenen voor het plan om op de werelden in de ruimte òf drie, òf zes gekleurde rassen te laten evolueren. Ofschoon de stervelingen op Urantia wellicht niet in staat zijn al deze redenen geheel naar waarde te schatten, willen wij toch hun aandacht vestigen op de volgende:
1. Verscheidenheid is onontbeerlijk voor het brede functioneren van de natuurlijke selectie, de gedifferentieerde overleving van superieur erfelijk materiaal.
2. Sterkere en betere rassen worden verkregen door de onderlinge kruising van uiteenlopende volken, wanneer deze verschillende rassen dragers zijn van superieure erfelijke factoren. De rassen op Urantia zouden dan ook gebaat zijn geweest bij zulk een vroege vermenging, mits zo’n samengevoegd volk daarna effectief had kunnen worden verbeterd door een zeer grondige vermenging met het superieure Adamische ras. Om onder de huidige raciale omstandigheden te trachten zo’n experiment op Urantia uit te voeren zou uiterst rampzalig zijn.
3. Competitie wordt op gezonde wijze gestimuleerd door de diversificatie der rassen.
4. Verschillen in status tussen de rassen en tussen verschillende groepen binnen ieder ras zijn essentieel voor de ontwikkeling van menselijke verdraagzaamheid en altruïsme.
5. Homogeniteit van het menselijke ras is ongewenst zolang de volken op een evoluerende wereld nog geen betrekkelijk hoge niveaus van geestelijke ontwikkeling hebben bereikt.