Naargelang de verstrooiing der Andonieten verder ging, ging de culturele en geestelijke staat van de clans gedurende bijna tienduizend jaar achteruit, tot de dagen van Onagar, die het leiderschap van deze stammen op zich nam, vrede onder hen stichtte en hen voor het eerst voorging in de verering van de ‘Ademgever aan mensen en dieren.’
Andon had er een zeer verwarde filosofie op na gehouden; het had maar weinig gescheeld of hij was een vuuraanbidder geworden, vanwege het grote gerief dat hij ondervond van zijn toevallige ontdekking van het vuur. Zijn redenerend verstand leidde hem evenwel van zijn eigen ontdekking naar de zon, als een hogere en meer ontzag inboezemende bron van hitte en licht, maar de zon was te ver weg, en daarom werd hij geen zonaanbidder.
De Andonieten ontwikkelden al vroeg angst voor de elementen—donder, bliksem, regen, sneeuw, hagel en ijs. Maar honger was de voortdurend weerkerende prikkel in deze eerste tijden, en daar zij hoofdzakelijk van dieren leefden, ontwikkelden zij uiteindelijk een vorm van dierenverering. Voor Andon waren de grotere eetbare dieren symbolen van creatieve macht en voedende kracht. Nu en dan werd het de gewoonte om verschillende van deze grotere dieren aan te wijzen als voorwerpen van aanbidding. Als een bepaald dier in zwang was, was het de gewoonte om er ruwe schetsen van te maken op de wanden van de holen, en later, toen er steeds meer vooruitgang werd geboekt in de kunsten, werd zo’n diergod op verscheidene ornamenten gegraveerd.
Reeds heel vroeg ontwikkelden de Andonitische volken de gewoonte om het vlees van het dier dat door de stam werd vereerd, niet te eten. Om het denken van hun jongeren op meer geschikte wijze te beïnvloeden, ontwikkelden zij weldra een ceremonie van eerbetoon, die rond het lichaam van een van deze vereerde dieren werd uitgevoerd. Nog weer later ontwikkelde deze primitieve handeling zich tot de meer uitvoerige offer-ceremoniën van hun nakomelingen. Dit nu is de oorsprong van offeranden als onderdeel der godsverering. Dit idee werd door Mozes in het Hebreeuwse ritueel verder ontwikkeld, en werd in beginsel door de Apostel Paulus in stand gehouden als het leerstuk van de verzoening der zonden door ‘het vergieten van bloed.’
Dat voedsel het allerbelangrijkste was in het leven van deze primitieve mensen, wordt aangetoond door het gebed dat Onagar, hun grote leraar, deze eenvoudige mensen leerde. Dit gebed luidde:
‘O Adem van Leven, geef ons heden ons dagelijks voedsel, verlos ons van de vloek van het ijs, red ons van onze vijanden in het woud, en ontvang ons genadig in het Grote Hiernamaals.’
Onagar had zijn hoofdkwartier aan de noordkust van de oude Middellandse Zee, in het gebied van de huidige Kaspische Zee, in een nederzetting die Oban heette, een pleisterplaats bij de westelijke afbuiging van de reisroute die vanuit het zuiden van Mesopotamië naar het noorden leidde. Vanuit Oban zond hij leraren naar de vergelegen nederzettingen om zijn nieuwe leer over de ene Godheid en zijn denkbeeld over het hiernamaals, dat hij het Grote Hiernamaals noemde, te verbreiden. Deze afgezanten van Onagar waren de eerste zendelingen ter wereld. Zij waren ook de eerste menselijke wezens die vlees kookten, de eersten die regelmatig vuur gebruikten bij het bereiden van voedsel. Ze kookten vlees op het uiteinde van stokken, en ook op hete stenen; later roosterden ze grote stukken in het vuur, maar hun nakomelingen keerden bijna geheel terug tot het gebruik van rauw vlees.
Onagar werd 983.323 jaar geleden geboren (gerekend vanaf 1934 a.d. ) en hij werd negenenzestig jaar oud. Het verslag van wat dit intellectuele genie en deze geestelijke leider uit de dagen vóór de komst van de Planetaire Vorst tot stand bracht, is een aangrijpend relaas over het organiseren van deze primitieve volkeren tot een werkelijke samenleving. Hij stelde een doelmatig stambestuur in, dat vele duizenden jaren onder latere generaties niet zou worden geëvenaard. Tot de komst van de Planetaire Vorst was er nooit weer zo’n hoge geestelijke beschaving op aarde. Deze eenvoudige mensen hadden een echte, hoewel primitieve religie, maar deze ging onder hun degenererende afstammelingen weer verloren.
Alhoewel zowel Andon als Fonta Gedachtenrichters hadden ontvangen, zoals ook velen van hun nakomelingen, kwamen pas in de dagen van Onagar de Richters en beschermserafijnen in groten getale naar Urantia. Dit was inderdaad de gouden eeuw van de primitieve mens.