De primitieve mensen—de Andonieten—hadden zwarte ogen en een donkere huidskleur, een soort mengeling van geel en rood. Melanine, een kleurstof die in de huid van alle mensen wordt aangetroffen, is het oorspronkelijke Andonische huidpigment. In hun algemene voorkomen en huidskleur leken deze vroege Andonieten meer op de huidige Eskimo’s dan op enig andere nog levende mensensoort. Zij waren de eerste schepselen die dierenhuiden gebruikten ter bescherming tegen de koude; ze waren slechts iets meer behaard dan de huidige mens.
Het stamleven van de dierlijke voorouders van deze vroege mensen was al de voorbode geweest van het ontstaan van talrijke sociale gebruiken, en nu hun gevoelsleven zich ontplooide en de capaciteit van hun hersenen groter was geworden, ontwikkelden deze wezens onmiddellijk een sociale organisatie en een nieuwe verdeling van het werk van de clan. Ze hadden een buitengewoon sterke neiging tot nabootsing, maar hun spelinstinct was nog maar weinig ontwikkeld en gevoel voor humor hadden ze bijna in het geheel niet. De primitieve mens glimlachte van tijd tot tijd, maar hij kon zich nooit laten gaan in een hartelijk lachen. Humor was de erfenis van het latere Adamische ras. Deze vroege mensen waren niet zo gevoelig voor pijn en reageerden niet zo sterk op onaangename situaties als velen van de stervelingen die later tot ontwikkeling kwamen. Voor Fonta en haar directe nakomelingen was het baren van kinderen geen pijnlijke of beangstigende beproeving.
Het was een wonderbaarlijke stam. De mannen vochten heldhaftig voor de veiligheid van hun levensgezellinnen en hun nakomelingen, en de vrouwen vertoonden liefdevolle toewijding aan hun kinderen. Maar hun gemeenschapszin was volstrekt beperkt tot de leden van de eigen clan. Ze waren zeer loyaal aan hun gezin, en verdedigden hun kinderen zonder enige aarzeling met hun eigen leven, maar het idee om te proberen de wereld een betere plaats voor hun kleinkinderen te maken, lag buiten hun gezichtsveld. Vooralsnog was er nog geen altruïsme in het menselijk hart ontsprongen, niettegenstaande het feit dat alle emoties die essentieel zijn voor de geboorte van religie reeds in deze oorspronkelijke mensen van Urantia aanwezig waren.
Deze eerste mensen voelden een roerende genegenheid voor hun kameraden en hadden beslist een echt idee van vriendschap, hoe primitief dan ook. In latere tijden kon men vaak aanschouwen hoe zo’n primitieve man tijdens de voortdurend terugkerende gevechten met de primitieve stammen, moedig met één hand doorvocht, terwijl hij tegelijkertijd een gewonde medestrijder probeerde te beschermen en te redden. Veel van de edelste en hoogste menselijke trekken die later door evolutie tot ontwikkeling kwamen, kondigden zich reeds op ontroerende wijze in deze primitieve volkeren aan.
Het leiderschap van de oorspronkelijke clan van de Andonieten ging in een ononderbroken lijn door tot aan de zevenentwintigste generatie, maar toen er geen mannelijke nakomeling voorhanden was onder de directe afstammelingen van Sontad, begonnen twee rivaliserende aspirant-heersers van de clan te vechten om de macht.
Vóór de grote verspreiding van de Andonische clans was er een goedontwikkelde taal ontstaan uit hun eerdere pogingen om met elkaar te communiceren. Deze taal groeide steeds verder uit, en bijna dagelijks werden er woorden en begrippen aan toegevoegd vanwege de nieuwe uitvindingen en aanpassingen aan de omgeving die door deze actieve, rusteloze en nieuwsgierige mensen werden ontwikkeld. En deze taal werd de spraak van Urantia, de taal van de eerste menselijke familie, totdat later de gekleurde rassen verschenen.
Met het verstrijken der tijd groeiden de Andonische clans in aantal, en door het contact tussen de zich uitbreidende families ontwikkelden zich wrijving en misverstanden. De gedachten van deze volken werden gaandeweg slechts door twee zaken in beslag genomen: de jacht om voedsel te bemachtigen, en gevechten om zich te wreken voor werkelijke of vermeende onrechtvaardigheden of beledigingen van de zijde van de naburige stammen.
Er ontstonden meer familieveten, er braken stammenoorlogen uit en onder de allerbeste elementen van de bekwaamste en verst gevorderde groepen werden ernstige verliezen geleden. Een aantal van deze verliezen was onherstelbaar: enkele van de meest waardevolle elementen van bekwaamheid en intelligentie gingen voor altijd voor de wereld verloren. Dit eerste ras en zijn primitieve beschaving dreigden door deze niet aflatende oorlogen tussen de clans te worden uitgeroeid.
Het is onmogelijk zulke primitieve wezens ertoe te brengen lang in vrede samen te leven. De mens stamt van vechtlustige dieren af, en indien ongecultiveerde mensen nauw bij el- kaar zijn betrokken, irriteren en ergeren zij elkaar. De Levendragers kennen deze neiging van evolutionaire schepselen en zorgen er daarom voor dat zich ontwikkelende mensen ten slot- te in ten minste drie, en nog vaker zes, verschillende, afzonderlijke rassen worden geschei- den.