De getrouwe vorsten van de bewoonde werelden blijven permanent verbonden aan de planeten waar zij oorspronkelijk werden aangesteld. Paradijs-Zonen en hun dispensaties komen en gaan, maar een succesvolle Planetaire Vorst blijft regeerder van zijn gebied. Zijn werk is geheel onafhankelijk van de missies van de hogere Zonen, want het is bedoeld om de ontwikkeling van de civilisatie van de planeet te bevorderen.
Het voortschrijden der civilisatie is op geen enkele planeet hetzelfde. De details van het proces van de evolutie op de talrijke ongelijke werelden zijn zeer verschillend. Niettegenstaande deze vele vormen van diversificatie in de planetaire ontwikkeling, fysiek, intellectueel en sociaal, schrijden alle evolutionaire werelden in bepaalde welomlijnde richtingen voort.
Onder het weldadige bewind van een Planetaire Vorst, dat wordt uitgebreid met de Materiële Zonen en gemarkeerd door de periodieke missies van de Paradijs-Zonen, doorlopen de sterfelijke rassen op een gemiddelde wereld in tijd en ruimte achtereenvolgens de volgende zeven tijdvakken van ontwikkeling:
1. Het voedingstijdvak. De premenselijke schepselen en de eerste rassen van de primitieve mens houden zich voornamelijk bezig met voedselproblemen. Deze evoluerende wezens brengen hun wakende uren ofwel zoekend naar voedsel, of aanvallend of verdedigend vechtend door. Het zoeken naar voedsel is het allerbelangrijkste in het denken van deze vroege voorouders van de latere civilisatie.
2. Het veiligheidstijdperk. Zodra de primitieve jager niet meer al zijn tijd nodig heeft om voedsel te zoeken, zet hij deze vrije tijd in om zijn veiligheid te vergroten. Steeds meer aandacht wordt besteed aan de techniek van de oorlog. De huizen worden versterkt en de clans verenigen zich door onderlinge vrees en door het aanwakkeren van haat voor vreemde groepen. Het streven naar zelfbehoud komt altijd na het streven naar instandhouding van het zelf.
3. Het tijdperk van materieel comfort. Wanneer de voedselproblemen gedeeltelijk zijn opgelost en er een zekere graad van veiligheid is verworven, wordt de bijkomende vrije tijd gebruikt voor de bevordering van het persoonlijke comfort. Op het toneel der menselijke activiteiten wedijvert luxe met nooddruft om de hoofdrol. Dit tijdperk wordt maar al te vaak gekenmerkt door tyrannie, onverdraagzaamheid, gulzigheid en dronkenschap. De zwakkere elementen van de rassen neigen tot excessen en gewelddadigheid. Geleidelijk aan worden deze genotzoekende zwakkelingen onderworpen door de sterkere, waarheidminnende elementen in de voortschrijdende civilisatie.
4. Het zoeken naar kennis en wijsheid. Voedsel, veiligheid, genot en vrije tijd vormen de grondslag voor de ontwikkeling van cultuur en de verspreiding van kennis. De inspanning om kennis ten uitvoer te brengen mondt uit in wijsheid, en als een cultuur geleerd heeft van ervaring te profiteren en daardoor op een hoger plan te komen, is er een werkelijke civilisatie aangebroken. Voedsel, veiligheid en materieel comfort domineren de gemeenschap nog steeds, maar vele vooruitziende individuen hongeren nu naar kennis en dorsten naar wijsheid. Ieder kind krijgt de gelegenheid te leren door dingen te doen; onderwijs is het parool van deze eeuwen.
5. Het tijdvak van filosofie en broederschap. Wanneer stervelingen leren denken en beginnen lering te trekken uit ervaring, worden zij filosofisch—zij beginnen met zichzelf te redeneren en het oordeel des onderscheids aan de dag te leggen. De samenleving van dit tijdperk wordt ethisch, en de stervelingen van een dergelijk tijdvak zijn werkelijk morele wezens aan het worden. Wijze morele wezens zijn in staat op zulk een voortschrijdende wereld de broederschap der mensen tot stand te brengen. Ethische en morele wezens kunnen leren om naar de gulden regel te leven.
6. Het tijdperk van geestelijk streven. Wanneer evoluerende stervelingen de fysieke, intellectuele en sociale stadia van ontwikkeling hebben doorlopen, bereiken zij vroeg of laat die niveaus van persoonlijk inzicht, die hen dwingen naar vormen van geestelijke vervulling en kosmisch begrip te zoeken. De religie voltooit thans haar opgang uit de emotionele domeinen van vrees en bijgeloof naar de hoge niveaus van kosmische wijsheid en persoonlijke geestelijke ervaring. Het onderwijs streeft ernaar om tot betekenissen te komen, en de cultuur tracht zich kosmische betrekkingen en ware waarden eigen te maken. Evoluerende stervelingen uit dit tijdperk zijn echt gecultiveerd, waarlijk ontwikkeld en intens Godkennend.
7. Het tijdvak van licht en leven. Dit is de bloei van de achtereenvolgende tijdperken van fysieke veiligheid, intellectuele groei, sociale cultuur en geestelijke vervulling. Deze menselijke verworvenheden worden nu gecombineerd, onderling verbonden en gecoördineerd tot kosmische eenheid en onzelfzuchtig dienstbetoon. Binnen de beperkingen van hun eindige natuur en materiële talenten, hebben de voortschrijdende generaties die achtereenvolgens op deze verheven, gestabiliseerde werelden in tijd en ruimte leven, onbegrensde mogelijkheden tot evolutionaire vervulling.
Wanneer zij in de opeenvolgende dispensaties der wereldgeschiedenis en de voortschrijdende tijdvakken van planetaire vooruitgang hun werelden hebben gediend, worden de Planetaire Vorsten bij de inluiding van het tijdvak van licht en leven verheven tot de positie van Planetair Soeverein.