◄ 49:0
Verhandeling 49
49:2 ►

De bewoonde werelden

1. Het planetaire leven

49:1.1

De universa in tijd en ruimte kennen een geleidelijke ontwikkeling; de progressie van het leven—aards of hemels—is willekeurig noch magisch. De kosmische evolutie is misschien niet altijd begrijpelijk (voorspelbaar), maar onder geen beding toevallig.

49:1.2

De biologische eenheid van het materiële leven is de protoplasma-cel, de onderlinge associatie van chemische, elektrische en andere basis-energieën. De chemische formules zijn in ieder stelsel verschillend en de reproductie-techniek van levende cellen is in ieder plaatselijk universum enigszins anders, maar de Levendragers zijn altijd de levende katalysatoren die de primordiale reacties van het materiële leven op gang brengen; zij zetten de energiecircuits van levende materie in beweging.

49:1.3

Alle werelden van een plaatselijk universum vertonen een onmiskenbare fysische verwantschap, maar niettemin heeft iedere planeet zijn eigen scala van levensvormen, want geen twee werelden zijn precies gelijk wat betreft de planten en dieren waarmee zij zijn begiftigd. Deze planetaire variaties in de levenstypen van het stelsel zijn het gevolg van de beslissingen van de Levendragers. Deze wezens zijn echter grillig noch willekeurig; de universa worden naar recht en orde bestuurd. De wetten van Nebadon zijn de goddelijke mandaten van Salvington, en de evolutionaire levensorde in Satania is in overeenstemming met het evolutionaire patroon van Nebadon.

49:1.4

Evolutie is de regel bij de ontwikkeling van mensen, maar het proces zelf varieert sterk van wereld tot wereld. Het leven wordt soms in gang gezet in één centrum, en soms in drie, zoals op Urantia is gebeurd. Op de atmosferische werelden heeft het gewoonlijk zijn oorsprong in de zee, maar niet altijd; veel hangt af van de fysische status van een planeet. De Levendragers hebben een grote vrijheid van handelen bij hun functie als initiators van het leven.

49:1.5

Bij de ontwikkeling van het planetaire leven gaat de plantaardige vorm altijd aan de dierlijke vorm vooraf en is reeds volledig ontwikkeld voordat de dierlijke patronen zich differentiëren. Alle diersoorten worden ontwikkeld uit de basis-patronen van het voorgaande plantenrijk van levende dingen; zij worden niet afzonderlijk georganiseerd.

49:1.6

De vroege stadia van de evolutie van het leven zijn niet geheel zoals u zich deze thans voorstelt. De sterfelijke mens is geen evolutionaire toevalligheid. Er bestaat een nauwkeurig systeem, een universele wet, die de ontvouwing van het planetaire levensplan op de werelden in de ruimte bepaalt. De tijd en het voortbrengen van grote aantallen van een soort zijn niet de bepalende invloeden in deze ontvouwing. Muizen vermenigvuldigen zich veel sneller dan olifanten, en toch ontwikkelen olifanten zich sneller dan muizen.

49:1.7

Het proces van planetaire evolutie is ordelijk en beheerst. De ontwikkeling van hogere organismen uit lagere groepen levensvormen is niet toevallig. Soms wordt de evolutionaire vooruitgang tijdelijk vertraagd wanneer bepaalde gunstige linies van levensplasma, die door een daartoe uitgekozen soort werden gedragen, worden vernietigd. Vaak zijn er vele eeuwen nodig om de schade in te halen die wordt veroorzaakt door het verlies van een enkel superieur element in de menselijke erfmassa. Deze geselecteerde, superieure elementen in het levende protoplasma moeten angstvallig en intelligent bewaakt worden, wanneer zij eenmaal verschijnen. En op de meeste bewoonde werelden wordt dit superieure levenspotentieel veel hoger gewaardeerd dan op Urantia.


◄ 49:0
 
49:2 ►