De enige schepping die volmaakt is bestendigd, is Havona, het centrale universum dat rechtstreeks gemaakt is door de gedachte van de Universele Vader en het woord van de Eeuwige Zoon. Havona is een existentieel, volmaakt en vervuld universum, en omgeeft de woonstede van de eeuwige Godheden, het centrum aller dingen. De scheppingen van de zeven superuniversa zijn eindig, evolutionair, en immer progressief.
De fysische stelsels in tijd en ruimte zijn alle evolutionair van oorsprong. Zij worden zelfs fysisch niet stabiel, totdat zij in de bestendige circuits van hun superuniversa gaan wentelen. Een plaatselijk universum wordt ook pas bestendigd in licht en leven wanneer zijn fysische mogelijkheden tot expansie en ontwikkeling zijn uitgeput en de geestelijke status van al zijn bewoonde werelden voor immer is bestendigd en gestabiliseerd.
Behalve in het centrale universum, is volmaaktheid een toestand die progressief bereikt moet worden. In de centrale schepping hebben wij een patroon van volmaaktheid, doch alle andere gebieden moeten deze volmaaktheid bereiken door het volgen van de methoden die zijn ingesteld voor de vooruitgang van die specifieke werelden of universa. En de plannen van de Schepper-Zonen voor het organiseren, evolueren, disciplineren en bestendigen van hun respectieve plaatselijke universa, worden gekenmerkt door een schier oneindige verscheidenheid.
Met uitzondering van de godheidstegenwoordigheid van de Vader, is ieder plaatselijk universum in zekere zin een duplicaat van de bestuurlijke organisatie van de centrale of patroon-schepping. Ofschoon de Universele Vader persoonlijk aanwezig is in zijn residentie-universum, woont hij niet in het bewustzijn van de wezens die hun oorsprong in dat universum hebben, zoals hij wel letterlijk woont in de ziel van de stervelingen uit tijd en ruimte. Er schijnt een alwijze compensatie te zijn in de aanpassing en regulering van de geestelijke aangelegenheden van de wijdverbreide schepping. In het centrale universum is de Vader als zodanig persoonlijk aanwezig, doch niet in het bewustzijn van de kinderen van die volmaakte schepping; in de universa in de ruimte is de Vader in persoon afwezig en wordt hij vertegenwoordigd door zijn Soevereine Zonen, terwijl hij op de meest intieme wijze aanwezig is in het bewustzijn van zijn sterfelijke kinderen, waar hij geestelijk wordt vertegenwoordigd door de voorpersoonlijke tegenwoordigheid van de Geheimnisvolle Mentoren die in het bewustzijn van deze wilsschepselen resideren.
Op het hoofdkwartier van een plaatselijk universum resideren al die scheppers en scheppende persoonlijkheden die onafhankelijk gezag en bestuurlijke autonomie vertegenwoordigen, behalve de persoonlijke tegenwoordigheid van de Universele Vader. In het plaatselijk universum treft men wel iemand aan van alle intelligente wezens van bijna alle klassen die in het centrale universum bestaan, behalve de Universele Vader. Ofschoon de Universele Vader niet persoonlijk aanwezig is in een plaatselijk universum, wordt hij daar persoonlijk vertegenwoordigd door de plaatselijke Schepper-Zoon, eerst als stadhouder van God en vervolgens op zichzelf, als allerhoogste, soevereine regeerder.
Hoe lager wij afdalen op de ladder des levens, hoe moeilijker het wordt om met het oog des geloofs de plaats van de onzienlijke Vader te bepalen. De lagere schepselen—en soms zelfs de hogere persoonlijkheden—vinden het moeilijk om de Universele Vader altijd in zijn Schepper-Zonen te zien. En in afwachting van de tijd dat zij geestelijk verheven zullen worden en door de volmaking van hun ontwikkeling God in eigen persoon zullen kunnen aanschouwen, worden zij daarom moe tijdens hun voortgang, kennen zij geestelijke twijfel, raken zij in verwarring en sluiten zichzelf zodoende af voor de progressieve geestelijke doelstellingen van hun tijd en universum. Op deze wijze verliezen zij het vermogen om de Vader te zien wanneer zij de Schepper-Zoon aanschouwen. In de lange worsteling om de Vader te bereiken, ligt de zekerste bescherming voor het schepsel gedurende deze periode dat inherente restricties het onmogelijk maken om de Vader te bereiken, immer in het volhardend vasthouden aan het waarheidsfeit van de aanwezigheid van de Vader in zijn Zonen. Letterlijk en figuurlijk, geestelijk en persoonlijk zijn de Vader en de Zonen één. Hij die een Schepper-Zoon heeft gezien, heeft de Vader gezien; dit is een feit.
De persoonlijkheden in ieder gegeven universum zijn in het begin alleen bestendig en betrouwbaar naargelang hun graad van verwantschap met de Godheid. Wanneer de oorsprong van het geschapen wezen maar ver genoeg verwijderd ligt van de oorspronkelijke, goddelijke Bronnen, bestaat er, of we nu te maken hebben met de Zonen van God of de dienende schepselen die tot de Oneindige Geest behoren, een toenemende mogelijkheid tot disharmonie, verwarring en soms rebellie—zonde.
Met uitzondering van de volmaakte wezens van Godheidsoorsprong, zijn alle wilsschepselen in de superuniversa van evolutionaire aard: beginnend in nederige staat, klimmen zij steeds verder omhoog, in werkelijkheid steeds verder naar binnen. Zelfs hoogst geestelijke persoonlijkheden blijven omhooggaan langs de ladder des levens door progressieve translaties van het ene leven naar het volgende en van de ene wereld naar de volgende. En in het geval van degenen die de Geheimnisvolle Mentoren gastvrijheid bieden, bestaat er inderdaad geen grens aan de mogelijkheden van hun geestelijke opklimming en aan hun prestaties in het universum.
Wanneer zij uiteindelijk wordt bereikt, is de volmaaktheid van de schepselen uit de tijd geheel en al zelf verworven, een authentiek persoonlijkheidsbezit. Hoewel de elementen van genade vrijelijk worden toegevoegd, is hetgeen het schepsel bereikt niettemin het resultaat van individuele inspanning en daadwerkelijk leven, de reactie van persoonlijkheid op de bestaande omgeving.
Het feit van een dierlijke evolutionaire oorsprong werpt in de ogen van het universum geen enkele blaam op een persoonlijkheid, aangezien dit de enige methode is om één der twee grondvormen van eindige, intelligente wilsschepselen voort te brengen. Wanneer de toppen van volmaaktheid en eeuwigheid worden bereikt, komt des te meer eer toe aan degenen die onderaan zijn begonnen en ronde na ronde de wenteltrap des levens vreugdevol hebben beklommen, en wanneer zij de hoogten der heerlijkheid eindelijk bereiken, een persoonlijke ervaring hebben verworven die daadwerkelijke kennis belichaamt van iedere fase van het leven, van de laagste tot de hoogste.
In dit alles blijkt de wijsheid van de Scheppers. Voor de Universele Vader zou het even gemakkelijk zijn om alle stervelingen tot volmaakte wezens te maken, om volmaaktheid te verlenen door zijn goddelijk woord. Dit zou hen echter beroven van de geweldige ervaring van het avontuur en de training die gepaard gaan met de lange, geleidelijke opklimming naar binnen, een ervaring die alleen zij kunnen verwerven die zo fortuinlijk zijn om op het allerlaagste niveau van het levende bestaan te beginnen.
In de universa die rond Havona cirkelen, wordt slechts een voldoende aantal volmaakte schepselen geplaatst om te voorzien in de behoefte aan leraar-gidsen die als patroon kunnen dienen voor degenen die de ladder van het evolutionaire leven bestijgen. De experiëntiële natuur van het evolutionaire type persoonlijkheid is het natuurlijke kosmische complement van de immer volmaakte natuur van de Paradijs-Havona-schepselen. In werkelijkheid zijn zowel de volmaakte als de vervolmaakte schepselen onvolledig met betrekking tot de eindige totaliteit. Doch in de complementaire associatie van de existentieel volmaakte schepselen van het Paradijs-Havona-stelsel en de experiëntieel vervolmaakte volkomenen die opklimmen vanuit de evolutionaire universa, vinden beide typen bevrijding van hun inherente beperkingen, en kunnen zij aldus gezamenlijk trachten de sublieme hoogten van de ultieme status van het schepsel te bereiken.
Deze verrichtingen van schepselen zijn de universum-repercussies op acties en reacties binnen de Zevenvoudige Godheid, waar zich de eeuwige goddelijkheid van de Paradijs-Triniteit paart aan de evoluerende goddelijkheid van de Allerhoogste Scheppers van de universa in tijd en ruimte, in en door de kracht-actualiserende Godheid van de Allerhoogste.
Het goddelijk volmaakte schepsel en het evolutionair vervolmaakte schepsel zijn elkaars gelijken in de graad van hun goddelijkheidspotentieel, doch zij verschillen in soort. Elk is van de ander afhankelijk voor het bereiken van allerhoogst dienstbetoon. De evolutionaire super-universa zijn afhankelijk van het volmaakte Havona voor de laatste training van hun opklimmende burgers, maar het volmaakte centrale universum heeft het bestaan van de volmaakt wordende superuniversa evenzeer nodig voor de volledige ontwikkeling van zijn afdalende inwoners.
De twee primaire manifestaties der eindige realiteit, ingeschapen volmaaktheid en geëvo-lueerde volmaaktheid, of het nu persoonlijkheden zijn of universa, zijn gelijkwaardig, onderling afhankelijk en geïntegreerd. Elk heeft de ander nodig om volledigheid van functie, dienstbetoon en bestemming te bereiken.