◄ 178:2
Verhandeling 178
179:0 ►

De laatste dag in het kamp

3. Op weg naar het avondmaal

178:3.1

Omdat ze weer de mensenmenigten wilden vermijden die steeds door het dal van de Kidron heen en weer trokken tussen het Getsemanepark en Jeruzalem, liepen Jezus en de twaalf over de westelijke kruin van de Olijfberg om op de weg te komen die van Betanië naar de stad beneden liep. Toen ze bij de plek kwamen waar Jezus de vorige avond hun tocht een tijdje had onderbroken om over de verwoesting van Jeruzalem te spreken, bleven ze onwillekeurig staan en keken zwijgend op de stad neer. Daar Jezus niet voor zonsondergang de stad door wilde gaan en ze iets te vroeg waren, zei hij tot zijn metgezellen:

178:3.2

‘Ga zitten en rust wat uit terwijl ik met jullie spreek over wat weldra moet geschieden. Al deze jaren heb ik met jullie als broeders geleefd en jullie de waarheid van het koninkrijk des hemels onderricht, en de geheimen ervan geopenbaard. En mijn Vader heeft zeker vele wonderbaarlijke dingen gedaan in verband met mijn missie op aarde. Jullie zijn van dit alles getuige geweest en hebt de ervaring gedeeld om arbeider te zijn samen met God. En jullie zult het met mij eens zijn dat ik jullie reeds gedurende enige tijd heb aangezegd dat ik binnenkort moet terugkeren naar het werk dat de Vader mij heeft opgedragen: ik heb jullie duidelijk gezegd dat ik jullie in deze wereld moet achterlaten om het werk voor het koninkrijk voort te zetten. Het was voor dit doel dat ik jullie heb afgezonderd, toen in de heuvels van Kafarnaüm. Jullie moet je er nu op voorbereiden de ervaring die jullie in mijn bijzijn hebt opgedaan, met anderen te delen. Zoals de Vader mij in deze wereld gezonden heeft, zo ga ik jullie nu uitzenden om mij te vertegenwoordigen en het werk af te maken dat ik ben begonnen.

178:3.3

‘Jullie zien nu in droefheid neer op gindse stad, want jullie hebben mijn woorden gehoord over het einde van Jeruzalem. Ik heb jullie van tevoren gewaarschuwd, opdat jullie niet zouden omkomen bij haar verwoesting, waardoor de verkondiging van het evangelie zou worden vertraagd. Zo waarschuw ik jullie ook je in acht te nemen en je niet nodeloos aan gevaar bloot te stellen wanneer men de Zoon des Mensen in hechtenis komt nemen. Ik moet gaan, maar jullie moeten blijven om van dit evangelie te getuigen wanneer ik ben heengegaan, zoals ik ook Lazarus heb opgedragen om te vluchten voor de woede der mensen, zodat hij in leven zou blijven om de heerlijkheid Gods te verkondigen. Als het de wil van de Vader is dat ik heenga, kan niets dat jullie kunnen doen het goddelijke voornemen verijdelen. Nemen jullie je in acht, opdat zij niet ook jullie doden. Laat je ziel dapper zijn in de verdediging van het evangelie met geestelijke kracht, maar laat je niet verleiden om de een of andere dwaze poging te doen de Zoon des Mensen te verdedigen. Ik heb geen mensenhanden nodig om mij te verdedigen, de hemelse heerscharen zijn ook nu direct beschikbaar, maar ik ben vastbesloten de wil van mijn Vader in de hemel te doen, en daarom moeten wij ons onderwerpen aan hetgeen spoedig over ons zal komen.

178:3.4

‘Wanneer jullie deze stad verwoest zullen zien, vergeet dan niet dat jullie reeds begonnen bent aan het eeuwige leven, het leven van nimmer eindigende dienstbaarheid in het steeds voortschrijdende koninkrijk des hemels, ja zelfs van de hemel der hemelen. Jullie weten nu wel dat er in het universum van mijn Vader en in het mijne vele woonplaatsen zijn en dat daar de kinderen des lichts de openbaring te wachten staat van steden wier bouwmeester God is, en van werelden waar de levensgewoonte rechtvaardigheid is en vreugde in de waarheid. Ik heb jullie hier op aarde het koninkrijk des hemels gebracht, maar ik zeg jullie dat een ieder van jullie die door geloof daarin binnengaat en daarin blijft door het levende dienen van de waarheid, zeker zal opklimmen naar de werelden omhoog en met mij zal aanzitten in het geestelijke koninkrijk van onze Vader. Maar eerst moeten jullie je aangorden om het werk te voltooien dat jullie met mij zijt begonnen. Jullie moeten eerst veel tegenspoed doorstaan en veel verdriet verduren—en deze beproevingen komen nu over ons—en wanneer jullie je werk op aarde hebt volbracht, zullen jullie ingaan tot mijn vreugde, zoals ik zelf het werk voor mijn Vader op aarde heb volbracht en op het punt sta in zijn armen terug te keren.’

178:3.5

Toen de Meester deze woorden had gesproken, stond hij op en allen volgden hem de Olijfberg af en de stad in. Geen van de apostelen, op drie na, wist waar zij heengingen, toen zij in de vallende duisternis door de nauwe straatjes liepen. De mensenmenigte woelde langs hen heen, maar niemand herkende hen en niemand wist dat de Zoon van God voorbijging op weg naar zijn laatste bijeenkomst als sterveling met zijn verkozen ambassadeurs van het koninkrijk. En evenmin wisten de apostelen dat één uit hun midden reeds betrokken was in een komplot om de Meester te verraden en over te leveren in handen van zijn vijanden.

178:3.6

Johannes Marcus was hen gevolgd tot in de stad, en toen zij de poort waren doorgegaan, liep hij snel door een andere straat, zodat toen zij aankwamen, hij hen al stond op te wachten om hen welkom te heten in het huis van zijn vader.


◄ 178:2
 
Verhandeling 179 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.