Omdat het woensdag was, werd deze avond gewoontegetrouw onder elkaar in het kamp doorgebracht. De Meester trachtte zijn terneergeslagen apostelen op te vrolijken, maar dit was vrijwel onmogelijk. Ze begonnen allen te beseffen dat er ontstellende, schokkende gebeurtenissen voor de deur stonden. Zij konden zich niet opgewekt voelen, zelfs niet toen de Meester herinneringen uit de jaren van hun veelbewogen, liefdevolle samenwerking ophaalde. Jezus informeerde nauwgezet naar de gezinnen van alle apostelen en terwijl hij David Zebedeüs aankeek, vroeg hij of iemand in de laatste tijd iets van zijn moeder, zijn jongste zuster, of van de andere leden van zijn familie had gehoord. David keek naar de grond: hij durfde niet te antwoorden.
Bij deze gelegenheid waarschuwde Jezus zijn volgelingen op hun hoede te zijn voor de steun van de massa. Hij herinnerde hen aan hun ondervindingen in Galilea, toen er herhaaldelijk grote menigten geestdriftig achter hen waren aangetrokken, om zich daarna even fel tegen hen te keren en terug te keren naar hun vroegere geloof en levenswijze. En vervolgens zei hij: ‘En dus moeten jullie je niet laten misleiden door de grote scharen die ons in de tempel hebben aangehoord en ons onderricht schenen te geloven. Deze menigten luisteren wel naar de waarheid en nemen deze ook oppervlakkig aan met hun verstand, maar slechts weinigen laten het woord van de waarheid tot hun hart doordringen om daar wortel te schieten. Van degenen die het evangelie alleen met het hoofd kennen en die het niet in hun hart hebben ervaren, is geen steun te verwachten wanneer er werkelijk moeilijkheden komen. Wanneer de oversten der Joden tot overeenstemming komen om de Zoon des Mensen uit de weg te ruimen, en wanneer zij eensgezind toeslaan, zullen jullie zien hoe de menigte ofwel ontsteld zal vluchten, of lijdelijk in zwijgende verbazing zal toezien hoe deze verdwaasde, verblinde oversten de leraren van de waarheid van het evangelie ter dood brengen. En dan, wanneer tegenspoed en vervolging over jullie zullen komen, zullen nog weer anderen, van wie je denkt dat ze de waarheid liefhebben, verstrooid worden en sommigen zullen het evangelie verzaken en jullie in de steek laten. Enkelen die ons zeer na hebben gestaan, hebben reeds besloten ons in de steek te laten. Jullie hebt vandaag een rustdag gehouden om je voor te bereiden op de tijd die nu voor ons is aangebroken. Weest daarom waakzaam en bidt, opdat jullie morgen kracht moogt hebben ontvangen voor de dagen die vlak voor ons liggen.’
De sfeer in het kamp was van een onverklaarbare spanning vervuld. Stille boodschappers kwamen en gingen, en hadden alleen contact met David Zebedeüs. Voordat de avond voorbij was, wisten bepaalde personen reeds dat Lazarus overhaast uit Betanië was gevlucht. Johannes Marcus was onheilspellend stil toen ze in het kamp terug waren, ondanks het feit dat hij de hele dag in het gezelschap van de Meester had doorgebracht. Iedere poging om hem tot praten te krijgen, bracht alleen maar duidelijk aan het licht dat Jezus hem gezegd had niets te vertellen.
Zelfs de opgewektheid van de Meester en zijn ongewone gemeenzaamheid maakte hen bang. Zij voelden allen met zekerheid hun verschrikkelijke isolement aankomen en beseften dat dit hen met een onontkoombare verschrikking verpletterend en plotseling zou overvallen. Zij voelden vagelijk aan wat er op handen was en niemand voelde zich klaar om deze beproeving het hoofd te bieden. De Meester was de hele dag weggeweest; zij hadden hem enorm gemist.
Deze woensdagavond vormde wel het dieptepunt in hun geestelijke toestand tot aan het stervensuur van de Meester. Hoewel de volgende dag hen weer één dichter bij de tragische vrijdag bracht, was de Meester nu althans bij hen, en zij kwamen de angstige uren van die dag beter door.
Vlak voor middernacht stuurde Jezus hen ter ruste en zei, wel wetende dat dit de laatste nacht was zijn dat hij zou kunnen doorslapen met zijn uitverkozen familie op aarde: ‘Ga slapen, broeders, en vrede zij met jullie tot wij morgenochtend opstaan en opnieuw een dag zullen hebben om de wil van de Vader te doen en de vreugde te ervaren dat wij weten dat wij zijn zonen zijn.’
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.