◄ 177:2
Verhandeling 177
177:4 ►

Woensdag, de rustdag

3. De dag in het kamp

177:3.1

Het grootste deel van deze dag wandelden de apostelen rond op de Olijfberg en praatten zij met de discipelen die met hen in het kamp waren, maar al vroeg in de middag begonnen zij erg naar de terugkomst van Jezus uit te zien. Naarmate de dag vorderde, werden zij steeds on- geruster over zijn veiligheid; zij voelden zich onuitsprekelijk eenzaam zonder hem. De hele dag door werd er veel van gedachten gewisseld over de vraag of zij het wel hadden mogen toelaten dat de Meester alleen de bergen inging, met slechts een loopjongen als gezelschap. Ofschoon niemand zijn gedachten in dit opzicht openlijk onder woorden bracht, was er geen van hen, behalve Judas Iskariot, die niet wenste dat hij in de schoenen van Johannes Marcus stond.

177:3.2

Ongeveer halverwege de middag hield Natanael voor ongeveer de helft van de apostelen en evenzovele discipelen zijn toespraak over ‘Het allerhoogst verlangen’, en hij eindigde met de woorden: ‘Wat er bij de meesten van ons aan schort is dat wij zo halfslachtig zijn. Wij schieten tekort in onze liefde voor de Meester, vergeleken bij zijn liefde voor ons. Als wij allen even sterk als Johannes Marcus verlangd hadden om met hem mee te gaan, zou hij ons zeker allemaal hebben meegenomen. Wij zagen werkeloos toe toen de jongen naar de Meester ging en hem het mandje aanbood, maar toen de Meester het aanpakte, wilde de jongen het niet loslaten. En zo heeft de Meester ons hier achtergelaten, terwijl hij de bergen inging met het mandje en de jongen erbij.’

177:3.3

Om ongeveer vier uur arriveerden er koeriers bij David Zebedeüs met berichten van zijn eigen moeder in Betsaïda en van de moeder van Jezus. Enige dagen tevoren was David tot de conclusie gekomen dat de overpriesters en oversten Jezus ter dood zouden gaan brengen. David wist dat zij vastbesloten waren de Meester uit de weg te ruimen en hij was er vrijwel van overtuigd dat Jezus zijn goddelijke kracht niet zou aanwenden om zichzelf te redden, en dat hij evenmin zijn volgelingen zou toestaan om hem met geweld te verdedigen. Toen hij tot deze conclusies was gekomen, stuurde hij onmiddellijk een koerier naar zijn moeder met het dringende verzoek onmiddellijk naar Jeruzalem te komen en Maria, de moeder van Jezus, en alle leden van haar gezin mee te brengen.

177:3.4

Davids moeder deed zoals haar zoon haar had gevraagd, en nu kwamen de koeriers bij David terug met het bericht dat zijn moeder en de gehele familie van Jezus op weg waren naar Jeruzalem en de volgende dag laat in de middag, of de daarop volgende morgen heel vroeg, zouden aankomen. Omdat David dit op eigen initiatief had gedaan, leek het hem verstandig de zaak stil te houden. Hij vertelde daarom aan niemand dat de familie van Jezus onderweg was naar Jeruzalem.

177:3.5

Even na het middaguur kwamen meer dan twintig van de Grieken die ten huize van Jozef van Arimatea met Jezus en de twaalf hadden gesproken, aan in het kamp, aan en Petrus en Johannes spraken urenlang met hen. Deze Grieken, althans enkelen van hen, hadden gevorderde kennis van het koninkrijk doordat ze onderricht hadden ontvangen van Rodan in Alexandrië.

177:3.6

Toen Jezus was teruggekeerd in het kamp, onderhield hij zich die avond met de Grieken, en ware het niet dat zulk een gang van zaken zijn apostelen en velen van zijn vooraanstaande discipelen zeer verontrust zou hebben, dan zou hij deze twintig Grieken hebben gewijd zoals hij het ook de zeventig had gedaan.

177:3.7

Terwijl dit alles in het kamp plaatsvond, verbaasden de overpriesters en de oudsten in Jeruzalem zich erover dat Jezus niet terugkwam om de menigten toe te spreken. Weliswaar had hij de dag tevoren, toen hij de tempel verliet, gezegd: ‘Ik laat u uw huis verlaten achter.’ Zij konden echter niet begrijpen waarom hij bereid was het grote voordeel te laten schieten dat hij had opgebouwd in de welgezinde houding van de menigten. Terwijl zij vreesden dat hij een grote beroering onder de mensen zou teweegbrengen, waren de laatste woorden van de Meester tot de menigte een aansporing geweest om zich in alle redelijkheid te schikken naar het gezag van hen ‘die op de stoel van Mozes zitten.’ Het was echter een drukke dag in de stad, omdat zij zich tegelijkertijd gereedmaakten voor het Paasfeest en hun plannen afrondden om Jezus uit de weg te ruimen.

177:3.8

Er kwamen niet veel mensen naar het kamp, omdat de inrichting daarvan geheim gehouden was, een geheim dat goed bewaard werd door allen die wisten dat Jezus van plan was daar te verblijven, in plaats van elke avond naar Betanië te gaan.


◄ 177:2
 
177:4 ►