Aan het einde van de laatste toespraak van Jezus in de tempel waren de apostelen opnieuw in een toestand van verwarring en ontsteltenis geraakt. Voordat de Meester aan zijn verschrikkelijke aanklacht jegens de Joodse leiders begon, was Judas in de tempel teruggekomen, zodat alle twaalf apostelen de tweede helft van Jezus’ laatste toespraak in de tempel aanhoorden. Het is jammer dat Judas Iskariot niet de eerste helft van deze afscheidsrede heeft kunnen horen, waarin barmhartigheid en genade werden aangeboden. Hij hoorde dit laatste aanbod van mededogen aan de Joodse leiders niet omdat hij nog in bespreking was met een zekere groep Sadducese familieleden en vrienden, met wie hij het middagmaal had gebruikt en met wie hij overlegde hoe hij zich op de meest passende wijze los kon maken van Jezus en zijn mede-apostelen. Het was terwijl hij luisterde naar de laatste aanklacht van de Meester tegen de Joodse leiders en oversten, dat Judas uiteindelijk het vaste besluit nam om de evangeliebeweging op te geven en zijn handen van de hele onderneming af te trekken. Desondanks verliet hij de tempel in het gezelschap van de twaalf en ging met hen mee naar de Olijfberg, waar hij samen met zijn mede-apostelen luisterde naar de onheilspellende rede over de verwoesting van Jeruzalem en het einde van de Joodse natie. Ook bleef hij die dinsdagavond bij hen in het nieuwe kamp bij Getsemane.
De menigte die aanhoorde hoe Jezus plotseling overschakelde van zijn barmhartige beroep op de Joodse leiders naar de bittere verwijten die grensden aan een meedogenloze, openlijke veroordeling, was verbluft en verbijsterd. Die avond, terwijl het Sanhedrin zitting hield en het doodvonnis over Jezus uitsprak, en de Meester met zijn apostelen en sommige discipelen buiten op de Olijfberg neerzat en de dood van de Joodse natie voorspelde, hield heel Jeruzalem zich ernstig bezig met het in stilte bespreken van deze ene vraag: ‘Wat zullen ze met Jezus gaan doen?’
Ten huize van Nikodemus waren meer dan dertig vooraanstaande Joden die heimelijk in het koninkrijk geloofden, bijeengekomen om te bespreken welke koers zij zouden volgen ingeval het tot een openlijke breuk met het Sanhedrin mocht komen. Alle aanwezigen kwamen overeen dat zij hun trouw aan de Meester openlijk kenbaar zouden maken, zodra zij zouden vernemen dat hij in hechtenis was genomen. En zij handelden geheel volgens deze afspraak.
De Sadduceeën, die nu de meerderheid hadden in het Sanhedrin en dit beheersten, zochten Jezus uit de weg te ruimen om de volgende redenen:
1. Zij waren bang dat het bestaan van de Joodse natie in gevaar zou komen doordat Jezus meer en meer in de gunst kwam bij het volk en dit mogelijk verwikkelingen met het Romeinse gezag met zich mee kon brengen.
2. Zijn ijveren voor een hervorming in de tempel vormde een rechtstreekse aanslag op hun inkomsten: de zuivering van de tempel trof hen in hun beurs.
3. Zij voelden zich verantwoordelijk voor de instandhouding van de sociale orde, en zij vreesden de gevolgen van een verdere verspreiding van de vreemde, nieuwe leer van de broederschap der mensen, die Jezus verkondigde.
De Farizeeën hadden andere motieven om de dood van Jezus te willen. Zij vreesden hem omdat:
1. hij een indrukwekkende oppositie jegens hun traditionele greep op het volk vormde. De Farizeeën waren uiterst conservatief, en zij koesterden een bittere wrok jegens hem vanwege deze, naar zij meenden radicale aanslagen op hun gevestigd gezag als godsdienstleraren;
2. zij van oordeel waren dat Jezus de wetten overtrad; dat hij had getoond niet het minste respect te hebben voor de Sabbat en talrijke andere wettelijke en ceremoniële vereisten;
3. zij hem beschuldigden van godslastering omdat hij over God sprak als zijn Vader;
4. en nu waren zij heel boos op hem vanwege zijn laatste toespraak die een verbitterde veroordeling inhield, en die dag in de tempel was uitgesproken als het slot van zijn afscheidsrede.
Nadat het Sanhedrin officieel tot het doodvonnis over Jezus had besloten en het bevel had uitgevaardigd hem in hechtenis te nemen, werd deze zitting op dinsdag rond middernacht verdaagd, nadat de volgende bijeenkomst was bepaald op de volgende ochtend om tien uur ten huize van Kajafas, de hogepriester; op die bijeenkomst zouden de aanklachten worden geformuleerd waarop Jezus terecht zou moeten staan.
Een kleine groep Sadduceeën had zowaar voorgesteld Jezus door moord uit de weg te ruimen, maar de Farizeeën weigerden ten enen male hun medewerking te verlenen aan zulk een handelwijze.
Zo was dan de situatie in Jeruzalem en onder de mensen op deze veelbewogen dag, terwijl een grote toevloed van hemelse wezens over dit uitzonderlijk belangrijk toneel op aarde zweefde, verlangend iets te doen om hun geliefde Soeverein bij te staan, maar niet bij machte tot actie over te gaan omdat zij afdoend werden weerhouden door hun bevelvoerende meerderen.
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.