Nu wij hetgeen Jezus over het koninkrijk des hemels leerde in het kort hebben samengevat, is het ons toegestaan bepaalde latere ideeën weer te geven die met het koninkrijksidee werden verbonden, en tevens een profetische voorspelling te doen met betrekking tot het koninkrijk zoals het zich kan ontwikkelen in het komende tijdperk.
Gedurende de eerste eeuwen van de Christelijke propaganda werd het idee van het koninkrijk des hemels ontzaglijk beïnvloed door de zich in die tijd snel verspreidende noties van het Griekse idealisme, de idee dat het natuurlijke de afschaduwing is van het geestelijke—het wereldlijke als de tijd-afschaduwing van het eeuwige.
Maar de grote stap die het overplanten van de leer van Jezus van de Joodse naar de niet-Joodse bodem markeerde, werd genomen toen de Messias van het koninkrijk de Verlosser werd van de kerk, een religieuze en sociale organisatie die voortsproot uit het werk van Paulus en zijn opvolgers en gegrondvest was op het onderricht van Jezus zoals dit was aangevuld met de ideeën van Philo en de Perzische leerstellingen aangaande goed en kwaad.
De denkbeelden en idealen van Jezus, zoals ze belichaamd waren in zijn onderricht van het evangelie van het koninkrijk, bleven bijna onverwezenlijkt omdat zijn volgelingen zijn uitspraken steeds meer verdraaiden. Het begrip van het koninkrijk van de Meester werd aanmerkelijk gemodificeerd door twee grote tendensen:
1. De Joodse gelovigen bleven hem als de Messias zien. Zij geloofden dat Jezus zeer spoedig terug zou komen om metterdaad het wereldomspannende, min of meer materiële koninkrijk op te richten.
2. De niet-Joodse Christenen begonnen al heel vroeg de leerstellingen van Paulus te aanvaarden, hetgeen meer en meer leidde tot het algemene geloof dat Jezus de Verlosser was van de kinderen van de kerk, de nieuwe institutionele opvolger van het vroegere begrip van de zuiver geestelijke broederschap van het koninkrijk.
De kerk, als sociaal uitvloeisel van het koninkrijk, zou heel natuurlijk en zelfs wenselijk geweest zijn. Het kwaad van de kerk was niet haar bestaan, maar veeleer dat zij de opvatting van Jezus van het koninkrijk vrijwel geheel verdrong. De geïnstitutionaliseerde kerk van Paulus werd in feite in de plaats gesteld van het koninkrijk des hemels dat Jezus had verkondigd.
Maar twijfel niet, ditzelfde koninkrijk des hemels waarvan de Meester leerde dat het bestaat in het hart van de gelovige, zal opnieuw aan deze Christelijke kerk verkondigd worden evenals aan alle andere religies, volkeren en naties op aarde—zelfs aan elk individu.
Het koninkrijk van het onderricht van Jezus, het geestelijke ideaal van individuele gerechtigheid en het begrip van ’s mensen goddelijke vriendschap met God, ging langzamerhand ten onder in de mystieke conceptie van de persoon van Jezus als de Verlosser-Schepper en het geestelijk hoofd van een gesocialiseerde religieuze gemeenschap. Op deze wijze werd een officiële, institutionele kerk het substituut van de broederschap van het koninkrijk van door de geest geleide individuen.
De kerk was een onvermijdelijk en nuttig sociaal gevolg van het leven en het onderricht van Jezus; de tragedie bestond in het feit dat deze sociale reactie op het onderricht van het koninkrijk, de geestelijke opvatting van het reële koninkrijk zoals Jezus dit onderwees en naleefde, zo volledig verdrong.
Het koninkrijk betekende voor de Joden de Israelitische gemeenschap; voor de niet-Joden werd het de Christelijke kerk. Voor Jezus was het koninkrijk de som van de individuen die hun geloof in het Vaderschap van God hadden beleden, waardoor ze verklaard hadden zich van ganser harte te wijden aan het doen van de wil van God en aldus lid werden van de geestelijke broederschap der mensen.
De Meester besefte heel goed dat tengevolge van de verbreiding van het evangelie van het koninkrijk er zich bepaalde sociale uitwerkingen in de wereld zouden voordoen; het was echter zijn bedoeling dat al zulke wenselijke sociale manifestaties zouden optreden als onbewuste, onvermijdelijke uitvloeisels, of natuurlijke vruchten, van deze innerlijke, persoonlijke ervaring van individuele gelovigen, deze zuiver geestelijke vriendschap en gemeenschap met de goddelijke geest die in al deze gelovigen woont en hen activeert.
Jezus voorzag dat op de voortgang van het ware geestelijke koninkrijk een sociale organisatie, of kerk, zou volgen en daarom verzette hij zich nooit tegen de rite van de doop van Johannes die de apostelen uitvoerden. Hij onderrichtte dat de ziel die de waarheid liefheeft, hij die hongert en dorst naar gerechtigheid, naar God, door geloof tot het geestelijke koninkrijk wordt toegelaten; terzelfdertijd onderrichtten de apostelen dat zo’n gelovige tot de sociale organisatie van de discipelen wordt toegelaten door de uiterlijke rite van de doop.
Toen de directe volgelingen van Jezus beseften dat zij gedeeltelijk faalden in hun poging zijn ideaal te verwezenlijken, namelijk het koninkrijk in de harten der mensen te vestigen door de beheersing en leiding van de geest van de individuele gelovige, begonnen zij, om te zorgen dat zijn leer niet volledig verloren zou gaan, het ideaal van het koninkrijk van de Meester te vervangen door de geleidelijke schepping van een zichtbare sociale organisatie, de Christelijke kerk. En toen zij dit substitutie-programma hadden uitgevoerd, gingen zij er vervolgens toe over, teneinde de samenhang te bewaren èn om te zorgen dat de leer van de Meester aangaande het feit van het koninkrijk herkend zou worden, dit koninkrijk naar de toekomst te verschuiven. De kerk was nog niet hecht gegrondvest, of zij begon reeds te leren dat het koninkrijk in werkelijkheid zou verschijnen op het hoogtepunt van het Christelijke tijdvak, bij de tweede komst van Christus.
Op deze wijze werd het koninkrijk de voorstelling van een tijdperk, de idee van een toekomstige visitatie en het ideaal van de uiteindelijke verlossing van de heiligen des Allerhoogsten. De vroege Christenen (en maar al te vaak ook degenen die na hen kwamen) verloren over het algemeen de Vader-en-zoon idee uit het oog die besloten lag in het onderricht van Jezus over het koninkrijk en stelden de goed georganiseerde sociale gemeenschap van de kerk daarvoor in de plaats. Aldus werd de kerk voornamelijk een sociale broederschap, die effectief de plaats ging innemen van het denkbeeld en ideaal van Jezus van een geestelijke broederschap.
Het ideale denkbeeld van Jezus mislukte grotendeels, maar de grondslag van het persoonlijke leven en de leer van de Meester, aangevuld door de Griekse en Perzische opvattingen over het eeuwige leven en uitgebreid met Philo’s leerstuk dat het tijdelijke in contrast stond met het geestelijke, was het vertrekpunt voor Paulus om een van de meest progressieve menselijke gemeenschappen op te bouwen die ooit op Urantia hebben bestaan.
De opvatting van Jezus leeft nog steeds in de meer ontwikkelde religies van de wereld. De Christelijke kerk van Paulus is de gesocialiseerde, vermenselijkte schaduw van wat Jezus bedoelde dat het koninkrijk des hemels zou zijn en wat het zeer zeker nog zal worden. Paulus en zijn opvolgers verlegden de kwesties van het eeuwig leven gedeeltelijk van de individuele mens naar de kerk. Zo werd Christus meer het hoofd van de kerk, dan de oudere broeder van ieder individuele gelovige in de familie van de Vader, die het koninkrijk vormt. Paulus en zijn tijdgenoten pasten alles wat Jezus geestelijk ten aanzien van zichzelf en de individuele gelovige impliceerde, toe op de kerk als een groep gelovigen; hierdoor nu brachten zij een dodelijke slag toe aan Jezus’ opvatting van het goddelijke koninkrijk in het hart van de indidviduele gelovige.
Zo heeft dan de Christelijke kerk eeuwenlang met grote moeilijkheden en verlegenheid te kampen gehad, omdat ze het waagde zich de mysterieuze krachten en voorrechten van het koninkrijk aan te matigen, krachten en voorrechten die alleen uitgeoefend en ervaren kunnen worden tussen Jezus en zijn geestelijke broeders-gelovigen. En aldus wordt het duidelijk dat het lidmaatschap van de kerk niet noodzakelijkerwijs betekent dat men deel heeft aan de gemeenschap van het koninkrijk; het ene is geestelijk, het andere voornamelijk sociaal.
Vroeg of laat zal er een nieuwe, grotere Johannes de Doper opstaan en verkondigen dat ‘het koninkrijk Gods nabij is’—doelende op een terugkeer tot de hoge geestelijke opvatting van Jezus, die verkondigde dat het koninkrijk de wil van zijn hemelse Vader is, die dominant en transcendent is in het hart van de gelovige—en die dit alles doet zonder ook maar in enig opzicht te doelen op de zichtbare kerk op aarde of op de verwachte wederkomst van Christus. Er moet een wederopleving komen van de werkelijke leer van Jezus, een nieuwe formulering die het werk ongedaan zal maken van zijn eerste volgelingen, die zich bezighielden met het creëren van een sociofilosofisch geloofsstelsel met betrekking tot het feit van Michaels verblijf op aarde. In korte tijd verdrong het onderricht van de geschiedenis over Jezus bijna de prediking van het evangelie van Jezus over het koninkrijk. Op deze manier heeft een historische religie de leer verdrongen waarin Jezus de hoogste morele denkbeelden en geestelijke idealen van de mens had verenigd met “s mensen meest verheven hoop op de toekomst—het eeuwige leven. En dit was het evangelie van het koninkrijk.
Juist omdat het evangelie van Jezus zo veelzijdig was, raakten degenen die bestudeerden wat van zijn leer was opgetekend, binnen enkele eeuwen verdeeld in zeer vele godsdiensten en secten. Deze jammerlijke onderverdeling van Christelijke gelovigen komt voort uit het feit dat men in de veelvoudige leringen van de Meester niet de goddelijke eenheid van zijn onvergelijkelijke leven ontwaart. Maar eens zullen zij die waarlijk in Jezus geloven niet meer zo geestelijk verdeeld zijn in hun instelling ten overstaan van ongelovigen. Wij zullen altijd wel verscheidenheid van verstandelijk begrip en interpretatie houden, zelfs verschillende graden van socialisering, maar gebrek aan geestelijke broederschap is even onverdedigbaar als laakbaar.
Vergist u niet! in het onderricht van Jezus ligt een eeuwige natuur verscholen die niet zal toestaan dat zij altijd zonder vrucht blijft in het hart van mensen die nadenken. Het koninkrijk zoals Jezus dit voor ogen stond, heeft grotendeels gefaald op aarde, voorlopig is er een uiterlijke kerk voor in de plaats gekomen; ge dient echter te begrijpen dat deze kerk slechts de larve-fase is van het verijdelde geestelijke koninkrijk, die het echter door dit materialistische tijdperk heen zal brengen naar een meer geestelijke dispensatie, waarin de leer van de Meester beter de gelegenheid kan krijgen om tot volle ontwikkeling te komen. Zo wordt de zogenaamde Christelijke kerk de cocon waarin het koninkrijk dat Jezus voor ogen stond, nu in sluimertoestand verkeert. Het koninkrijk van de goddelijke broederschap leeft nog steeds en zal uiteindelijk bovenkomen uit deze lange staat van verzonkenheid, even zeker als een vlinder uiteindelijk te voorschijn komt als de schone ontvouwing van het minder aantrekkelijke schepsel van de metamorfe ontwikkeling.
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.