◄ 169:2
Verhandeling 169
169:4 ►

Het laatste onderricht in Pella

3. De rijke man en de bedelaar

169:3.1

Toen de bijeenkomst al te luidruchtig begon te worden, stond Simon Petrus op, nam het heft in handen en zei: ‘Mannen broeders, het is niet betamelijk om zo te redetwisten met elkaar. De Meester heeft gesproken en ge doet er goed aan zijn woorden te overdenken. Het is bovendien geen nieuwe leer die hij u hier verkondigde. Hebt ge ook niet de allegorie der Nazireeërs gehoord over de rijke man en de bedelaar? Sommigen van ons hebben Johannes de Doper deze waarschuwende parabel met donderende stem horen verkondigen aan degenen die rijkdom beminnen en valse schatten begeren. En ofschoon deze oude parabel niet in overeenstemming is met het evangelie zoals wij dit prediken, zoudt ge er allen goed aan doen het onderricht dat hij behelst ter harte te nemen tot de tijd dat ge het nieuwe licht van het koninkrijk des hemels kunt vatten. Het verhaal zoals Johannes het vertelde was ongeveer als volgt:

169:3.2

‘Er was eens een zekere rijke man, Dives genaamd, die gekleed was in purper en fijn linnen en iedere dag in vrolijkheid en pracht doorbracht. Er was ook een zekere bedelaar, die Lazarus heette en bij de toegangspoort van deze rijke man lag, overdekt met zweren en verlangend zich te kunnen voeden met de kruimels die van de tafel van de rijke man vielen: ja zelfs de honden kwamen en likten zijn zweren. Nu gebeurde het dat de bedelaar stierf en door de engelen werd weggedragen om te rusten in Abrahams schoot. Enige tijd daarna stierf ook de rijke man en werd met veel praal en vorstelijke pracht begraven. Nadat de rijke man deze wereld had verlaten, ontwaakte hij in de Hades. Daar hij zich gekweld voelde, sloeg hij de ogen op en zag Abraham in de verte met Lazarus in zijn schoot. En Dives schreeuwde luid: “Vader Abraham, wees mij genadig en laat Lazarus tot mij komen om zijn vingertop in water te dopen om mijn tong te verkoelen, want ik verkeer in grote pijn vanwege mijn straf.” Daarop antwoordde Abraham: “Mijn zoon, ge moet wel bedenken dat gij tijdens uw leven het goede genoten hebt terwijl Lazarus in zijn leven slechts kwade dingen heeft ondervonden. Nu is dit alles echter veranderd, aangezien Lazarus vertroost wordt en gij gekweld. Maar afgezien daarvan bestaat er tussen u en ons een grote afgrond, zodat wij niet naar u toe kunnen gaan en gij evenmin naar ons.” Toen sprak Dives tot Abraham: “Ik bid u dat gij Lazarus naar mijns vaders huis terugzendt want ik heb vijf broers; laat hij hun als getuige verslag doen, teneinde te voorkomen dat ook mijn broers in deze plaats van foltering terecht zullen komen.” Maar Abraham zei: “Mijn zoon, zij hebben Mozes en de profeten; laten zij naar hen luisteren.” Toen antwoordde Dives: “Nee, nee, Vader Abraham, maar als er iemand vanuit de doden tot hen komt zullen zij berouw hebben.” Toen sprak Abraham weer: “Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zelfs niet overtuigd worden wanneer er iemand uit de doden zou verrijzen.”’

169:3.3

Toen Petrus deze oude parabel van de broederschap der Nazireeërs had verteld, en de menigte intussen wat gekalmeerd was, stond Andreas op en zond hen heen om te gaan slapen. Ofschoon zowel de apostelen als de discipelen Jezus dikwijls vragen stelden over de parabel van Dives en Lazarus, was Jezus nooit bereid er commentaar op te geven.


◄ 169:2
 
169:4 ►