Zoals deze ongeveer vijfenveertig stervelingen in een groep daar voor het graf stonden, konden zij vagelijk de figuur van Lazarus onderscheiden, in linnen doeken gewikkeld, liggend in de rechter benedennis van het rotsgraf. Terwijl deze aardse schepselen daar in vrijwel ademloze stilte stonden, had een enorme schare hemelse wezens haar plaats ingenomen, klaar om in actie te komen wanneer het signaal daartoe zou worden gegeven door Gabriël, hun bevelhebber.
Jezus sloeg zijn ogen op en zei: ‘Vader, ik ben u dankbaar dat u mijn verzoek hebt gehoord en ingewilligd. Ik weet dat gij mij altijd hoort, maar terwille van hen die hier bij mij staan, spreek ik zo met u, opdat zij mogen geloven dat gij mij in de wereld gezonden hebt en opdat zij mogen weten dat gij met mij samenwerkt in hetgeen wij op het punt staan te doen.’ En nadat hij gebeden had riep hij met luider stem: ‘Lazarus, kom te voorschijn!’
Ofschoon de mensen die toekeken onbeweeglijk bleven staan, was de grote hemelse schare in beweging, in vereende activiteit in gehoorzaamheid aan het woord van de Schepper. Het duurde slechts twaalf seconden aardse tijd voordat de tot dusver levenloze gestalte van Lazarus begon te bewegen en kort daarna rechtop ging zitten op de vooruitstekende rand van de stenen richel waarop hij had gelegen. Zijn lichaam was omwonden met grafdoeken en zijn gelaat was bedekt met een handdoek. En toen hij voor hen stond—levend—zei Jezus: ‘Maak hem los en laat hem gaan.’
Alle aanwezigen, behalve de apostelen en Marta en Maria, vluchtten naar het huis. Ze waren bleek van schrik en overmand door verbazing. Ofschoon enkelen nog bleven, gingen velen haastig naar huis.
Lazarus begroette Jezus en de apostelen en vroeg wat de grafdoeken te betekenen hadden en waarom hij in de tuin wakker was geworden. Jezus en de apostelen traden terzijde en Marta vertelde Lazarus van zijn dood, begrafenis en opwekking. Zij moest hem uitleggen dat hij op zondag was gestorven en nu op donderdag weer tot leven was gebracht, aangezien hij zich niet bewust was geweest van de tijd sinds hij in de doodsslaap was gevallen.
Terwijl Lazarus uit het graf kwam, gaf de Gepersonaliseerde Gedachtenrichter van Jezus, nu het hoofd van zijn soortgenoten in het plaatselijk universum, opdracht aan de vroegere Gedachtenrichter van Lazarus, nu in afwachting, om opnieuw zijn intrek te nemen in het bewustzijn en de ziel van de opgestane man.
Toen ging Lazarus naar Jezus en knielde, samen met zijn zusters, aan de voeten van de Meester om dank te zeggen en God te loven. Jezus nam Lazarus bij de hand, richtte hem op en zei: ‘Zoon, wat jou geschied is, zal ook door allen ervaren worden die dit evangelie geloven, zij het dat zij opgewekt zullen worden in een heerlijker gedaante. Jij zult een levende getuige zijn van de waarheid die ik heb gesproken—ik ben de opstanding en het leven. Maar laat ons nu allen in huis gaan en voedsel tot ons nemen voor deze fysieke lichamen.’
Terwijl zij naar het huis liepen, zond Gabriël de extra aanwezige groepen van de verzamelde hemelse heerschare heen, terwijl hij het eerste en tevens laatste geval op Urantia vastlegde dat een sterveling was opgewekt in de gelijkenis van het fysieke lichaam des doods.
Lazarus kon nauwelijks begrijpen wat er gebeurd was. Hij wist dat hij heel ziek was geweest, maar hij kon zich alleen herinneren dat hij in slaap was gevallen en was gewekt. Hij heeft nooit iets over deze vier dagen in het graf kunnen vertellen, omdat hij geheel bewusteloos was. De tijd bestaat niet voor hen die de slaap des doods slapen.
Ofschoon velen in Jezus geloofden als gevolg van dit machtige werk, verhardden anderen slechts hun hart om hem des te feller te verwerpen. Tegen de middag van de volgende dag had dit verhaal zich door heel Jeruzalem verspreid. Tientallen mannen en vrouwen kwamen naar Betanië om naar Lazarus te kijken en met hem te praten, en de geschrokken en ontstelde Farizeeën belegden haastig een vergadering van het Sanhedrin om te beslissen wat er inzake deze nieuwe ontwikkelingen gedaan diende te worden.