◄ 167:5
Verhandeling 167
167:7 ►

Het bezoek aan Filadelfia

6. Het zegenen van de kleine kinderen

167:6.1

Die avond verspreidde zich Jezus’ boodschap inzake het huwelijk en de gezegendheid van kinderen door heel Jericho, met het gevolg dat de volgende morgen, lang voordat Jezus en de apostelen zich hadden gereedgemaakt om te vertrekken en zelfs nog vóór het ontbijt, tientallen moeders zich met hun kinderen in de armen of aan de hand naar het huis begaven waar Jezus verbleef, en van Jezus verlangden dat hij de kleintjes zou zegenen. Toen de apostelen naar buiten gingen om deze verzamelde moeders met hun kinderen in ogenschouw te nemen, probeerden zij hen weg te zenden, maar deze vrouwen weigerden heen te gaan voordat de Meester hun kinderen de handen had opgelegd en gezegend. Toen nu de apostelen deze moeders met luide stem berispten, kwam Jezus, die het rumoer hoorde, naar buiten en wees hen verontwaardigd terecht, zeggende: ‘Laat kleine kinderen bij mij komen; verhindert hen niet, want hunner is het koninkrijk des hemels. Voorwaar, voorwaar, zeg ik jullie, ieder die het koninkrijk Gods niet als een klein kind aanvaardt zal bezwaarlijk daar binnengaan en tot de volle wasdom van geestelijke mannelijkheid komen.’

167:6.2

En toen de Meester zo tot zijn apostelen had gesproken, liet hij alle kinderen bij zich komen, legde hun de handen op en sprak onderwijl woorden van moed en hoop tot hun moeders.

167:6.3

Jezus sprak vaak tot zijn apostelen over de hemelse woningen en leerde hun dat de vorderende kinderen Gods daar geestelijk moeten opgroeien, zoals de kinderen op deze wereld lichamelijk opgroeien. En dus blijkt het heilige dikwijls het gewone te zijn, zoals op deze dag deze kinderen en hun moeders er geen besef van hadden, dat de toeschouwende denkende wezens van Nebadon zagen hoe de kinderen van Jericho aan het spelen waren met de Schepper van een universum.

167:6.4

De positie van de vrouw in Palestina werd door de leer van Jezus zeer verbeterd, en dit zou over de gehele wereld zijn gebeurd, indien zijn volgelingen niet zo ver waren afgeweken van wat hij hun zo zorgvuldig onderwees.

167:6.5

Het was ook in Jericho dat Jezus, in verband met een bespreking van de vroege religieuze training in gewoonten van religieuze aanbidding, zijn apostelen de grote waarde voorhield van schoonheid als een invloed die leidt naar het verlangen tot godsverering, vooral bij kinderen. In zijn onderricht en door zijn eigen voorbeeld onderrichtte de Meester de waarde van het vereren van de Schepper in de natuurlijke omgeving van de schepping. Hij gaf er de voorkeur aan met de hemelse Vader te communiceren tussen de bomen en de eenvoudige schepselen van de wereld der natuur. Het was hem een vreugde om de Vader te beschouwen door de inspirerende aanblik van de sterrengebieden der Schepper-Zonen.

167:6.6

Wanneer het niet mogelijk is God te aanbidden in de tabernakelen van de natuur, zouden mensen hun best moeten doen om te zorgen voor huizen van schoonheid, heiligdommen van aantrekkelijke eenvoud en kunstzinnige versiering, zodat de hoogste menselijke emoties wakker geroepen mogen worden in samenhang met de verstandelijke benadering van geestelijke gemeenschap met God. Waarheid, schoonheid en heiligheid zijn krachtige en doeltreffende hulpmiddelen voor ware godsverering. Maar geest-gemeenschap wordt niet bevorderd door louter monumentale sierlijkheid en al te veel verfraaiing door de gedetailleerde en opzichtige kunstwerken van de mens. Schoonheid is het meest religieus wanneer zij het eenvoudigst is en het meest op de natuur lijkt. Wat is het toch jammer dat kleine kinderen hun eerste kennismaking met ideeën over de openbare godsverering in koude, kale vertrekken krijgen, zo geheel en al verstoken van de aantrekkingskracht van schoonheid en zonder dat er enige opgewektheid en inspirerende heiligheid van uitgaat! Het kind dient buiten in de vrije natuur in kennis gebracht te worden met godsverering en later met zijn ouders mee te gaan naar religieuze bijeenkomsten in openbare gebouwen die in materiële zin op zijn minst even aantrekkelijk en in artistieke zin even mooi moeten zijn als het huis waarin hij dagelijks verkeert.


◄ 167:5
 
167:7 ►