Op maandag 15 augustus, begonnen Jezus en de drie apostelen vroeg in de ochtend de berg Hermon te beklimmen—zes dagen na de gedenkwaardige geloofsbelijdenis van Petrus op het middaguur aan de kant van de weg onder de moerbeibomen.
Jezus was opgeroepen om zich op de berg terug te trekken voor de afwikkeling van belangrijke zaken die te maken hadden met de voortgang van zijn zelfschenking in het vlees, voorzover deze ervaring verband hield met het universum dat hij zelf had geschapen. Het is veelbetekenend dat het zo geregeld was, dat deze buitengewone gebeurtenis zou plaatsvinden terwijl Jezus en de apostelen zich in de landstreken van de niet-Joden bevonden, en dat deze zich in feite op een berg van de niet-Joden afspeelde.
Zij kwamen kort voor het middaguur op hun plaats van bestemming aan, ongeveer halverwege de top van de berg, en tijdens de maaltijd vertelde Jezus de drie apostelen iets van zijn ervaringen in de bergen ten oosten van de Jordaan, kort na zijn doop, en ook wat meer over zijn ervaring op de berg Hermon in verband met zijn vorige bezoek aan deze eenzame plaats van afzondering.
Toen Jezus nog een jongen was, placht hij de heuvel dichtbij zijn huis te beklimmen en daar te dromen over de veldslagen die in de vlakte van Esdrelon geleverd waren door de legers van verschillende rijken; nu beklom hij de berg Hermon om die schenking te ontvangen die hem zou gereedmaken om af te dalen naar de vlakten van de Jordaan teneinde de laatste scènes in het drama van zijn zelfschenking op Urantia op te voeren. De Meester had deze dag op de berg Hermon het strijdperk kunnen verlaten en kunnen terugkeren tot zijn bestuur over de domeinen van zijn universum, maar hij verkoos niet alleen te voldoen aan de eisen van zijn orde van goddelijk zoonschap, zoals vervat in de opdracht van de Eeuwige Zoon op het Paradijs, maar eveneens aan de laatste, volledige beschikking van de huidige wil van zijn Paradijs-Vader. Op deze dag in augustus zagen drie van zijn apostelen hoe hij weigerde bekleed te worden met het volle gezag over zijn universum. Zij zagen met verbazing toe hoe de hemelse boodschappers vertrokken en hem achterlieten om zijn aardse leven te laten voleindigen als de Zoon des Mensen en als de Zoon van God.
Ten tijde van de spijziging van de vijfduizend stond het geloof van de apostelen op een hoogtepunt, om daarna snel terug te vallen tot ongeveer het nulpunt. Nu, ten gevolge van de bekentenis van de Meester van zijn goddelijkheid, rees het kwijnende geloof van de twaalf in de eerste weken tot zijn hoogste punt, om daarna echter steeds meer te verflauwen. De derde wederopbloei van hun geloof vond pas plaats nadat de Meester was verrezen.
Omstreeks drie uur in de middag van deze prachtige dag ging Jezus bij de drie apostelen vandaan met de woorden: ‘Ik ga mij nu een poosje afzonderen om mij te onderhouden met de Vader en zijn boodschappers; ik gelast jullie hier te blijven en in afwachting van mijn terugkomst te bidden dat de wil van de Vader moge worden gedaan in jullie hele ervaring in verband met de verdere zelfschenkingsmissie van de Zoon des Mensen.’ En toen Jezus dit tot hen gezegd had, trok hij zich terug voor een lange beraadslaging met Gabriël en de Vader Melchizedek, waarvan hij pas tegen zes uur terugkeerde. Toen Jezus hun ongerustheid over zijn lange uitblijven zag, zei hij: ‘Waarom waren jullie bang? Jullie weten heel goed dat ik mij met de zaken van mijn Vader moet bezighouden; waarom twijfelen jullie wanneer ik niet bij jullie ben? Ik zeg jullie nu dat de Zoon des Mensen heeft verkozen om zijn leven geheel te voleindigen in jullie midden en als een van jullie. Wees welgemoed: ik zal jullie niet verlaten voordat mijn werk klaar is.’
Terwijl zij hun schrale avondmaal nuttigden, vroeg Petrus de Meester: ‘Hoe lang blijven wij hier nog op deze berg, gescheiden van onze broeders?’ Jezus antwoordde: ‘Totdat jullie de heerlijkheid van de Zoon des Mensen zullen aanschouwen en weten dat al hetgeen ik tot jullie heb gezegd, waar is.’ Gezeten rond de smeulende resten van hun vuur bespraken zij de aangelegenheden van de Lucifer-rebellie totdat de duisternis begon te vallen en de ogen van de apostelen zwaar werden, want ze waren die morgen reeds zeer vroeg op weg gegaan.
Toen de drie apostelen ongeveer een half uur diep geslapen hadden, werden zij plotseling gewekt door een knetterend geluid in hun nabijheid, en toen zij om zich heen keken, zagen zij tot hun verbazing en ontsteltenis Jezus in vertrouwelijk gesprek met twee schitterende wezens die gekleed waren in de lichtgewaden van de hemelse wereld. En het gelaat en de gestalte van Jezus straalden met de glans van een hemels licht. Deze drie spraken in een vreemde taal, maar uit bepaalde dingen die werden gezegd, leidde Petrus ten onrechte af dat de wezens, die bij Jezus stonden Mozes en Elia waren; in werkelijkheid waren het Gabriël en de Vader Melchizedek. De fysische controleurs hadden op verzoek van Jezus gezorgd dat de apostelen van dit tafereel getuige konden zijn.
De drie apostelen waren zo vreselijk geschrokken, dat het enige tijd duurde voordat zij weer tot zichzelf kwamen, maar Petrus, die zich het eerst herstelde, zei, toen het verblindende visioen voor hun ogen vervaagde en zij Jezus daar alleen zagen staan: ‘Jezus, Meester, het is goed dat wij hier geweest zijn. Wij vinden het heerlijk deze glorie te aanschouwen. We willen niet terug naar de onglorieuze wereld beneden. Als u het goed vindt, laten we dan hier blijven, dan zullen we drie tenten opzetten, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ Petrus zei dit omdat hij in de war was en hem op dat ogenblik niets anders te binnen schoot.
Terwijl Petrus nog sprak, kwam een zilverkleurige wolk naderbij en overschaduwde hen alle vier. De apostelen werden nu heel bang en terwijl zij op hun aangezicht vielen om te aanbidden, hoorden zij een stem, dezelfde die bij de doop van Jezus had gesproken, zeggende: ‘Dit is mijn geliefde Zoon; hoort naar hem.’ En toen de wolk verdween, was Jezus weer alleen met de drie apostelen; hij bukte zich en raakte hen aan en zei: ‘Sta op en wees niet bevreesd; jullie zullen grotere dingen zien dan dit.’ Maar de apostelen waren echt bang; het was een zwijgzaam, in gedachten verzonken drietal dat zich kort voor middernacht gereed maakte om de berg af te dalen.