◄ 157:6
Verhandeling 157
158:0 ►

In Caesarea-Filippi

7. De bespreking met Andreas

157:7.1

Andreas stelde het zich die avond tot taak met ieder van zijn broeders een persoonlijke, diepgaande bespreking te hebben, en hij had nuttige en bemoedigende gesprekken met al zijn metgezellen, behalve met Judas Iskariot. Andreas was nooit zo vertrouwelijk en persoonlijk met Judas omgegaan als met de andere apostelen, en daarom had hij het niet van ernstig belang geacht dat Judas nooit vrijelijk en vertrouwelijk een band had ontwikkeld met het hoofd van het korps der apostelen. Maar Andreas was nu zo verontrust door de houding van Judas, dat hij later op de avond, toen alle apostelen al diep in slaap waren, Jezus ging opzoeken en de Meester zijn reden tot bezorgdheid voorlegde. Jezus zei: ‘Het is niet misplaatst, Andreas, dat je bij mij gekomen bent met deze zaak, maar we kunnen er verder niets aan doen; je moet alleen het volste vertrouwen blijven stellen in deze apostel. En vertel niets aan zijn broeders over dit gesprek met mij.’

157:7.2

Dit was alles wat Andreas Jezus kon ontlokken. Er had altijd een zekere afstand bestaan tussen deze man uit Judea en zijn broeders uit Galilea. Judas was geschokt geweest door de dood van Johannes de Doper, ernstig gekwetst door de berispingen die de Meester hem bij verschillende gelegenheden had gegeven, teleurgesteld toen Jezus weigerde tot koning te worden uitgeroepen, vernederd toen hij vluchtte voor de Farizeeën, geërgerd toen hij weigerde de uitdaging van de Farizeeën om een wonderteken te doen te aanvaarden, verbijsterd door de weigering van zijn Meester om zijn toevlucht te nemen tot manifestaties van zijn kracht, en nu, sinds kort bedrukt en soms terneergeslagen door een lege kas. En Judas miste de stimulans van de menigten.

157:7.3

Ieder van de andere apostelen was eveneens tot op zekere, verschillende hoogte beïnvloed door deze beproevingen en tegenspoed, maar zij hielden van Jezus. Zij moeten althans de Meester meer hebben liefgehad dan Judas, want zij gingen met hem door tot het bittere einde.

157:7.4

Omdat Judas uit Judea afkomstig was, voelde hij zich persoonlijk beledigd door Jezus’ waarschuwing aan de apostelen, kortgeleden om ‘zich in acht te nemen voor de zuurdesem der Farizeeën;’ hij was geneigd deze verklaring op te vatten als een verhulde toespeling op zichzelf. Maar de grote fout van Judas was wel deze: telkens wanneer Jezus zijn apostelen heenzond om in afzondering te bidden, zocht Judas niet de oprechte gemeenschap met de geestelijke krachten van het universum, maar leefde hij zich uit in gedachten van menselijke vrees, terwijl hij subtiele twijfel bleef koesteren aan de missie van Jezus en bleef toegeven aan zijn ongelukkige neiging om er wraakgevoelens op na te houden.

157:7.5

En nu wilde Jezus zijn apostelen meenemen naar de berg Hermon, waar hij had bepaald dat de vierde fase van zijn dienstbetoon op aarde als de Zoon van God zou worden ingeluid. Sommigen van hen waren aanwezig geweest bij zijn doop in de Jordaan en hadden de aanvang meegemaakt van zijn loopbaan als de Zoon des Mensen, en hij wenste dat sommigen van hen ook aanwezig zouden zijn om aan te horen hoe hij gemachtigd zou worden om zijn nieuwe, publieke rol als een Zoon van God op zich te nemen. Dientengevolge zei Jezus vrijdagochtend, 12 augustus, tot de twaalf: ‘Sla voorraden in en maak je klaar voor een tocht naar die berg daarginds, waar de geest mij gelast heen te gaan om begiftigd te worden ten behoeve van het einde van mijn werk op aarde. En ik wil graag mijn broeders meenemen, zodat zij ook gesterkt mogen worden voor de moeilijke tijd waarin zij met mij deze ervaring zullen doormaken.’


◄ 157:6
 
Verhandeling 158 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.