De tweede bespreking tussen de autoriteiten van Jeruzalem en Herodes Antipas werd gehouden op mei. Zowel de godsdienstige als de politieke leiders uit Jeruzalem waren aanwezig. De Joodse leiders konden Herodes melden dat praktisch alle synagogen in Galilea en Judea voor de leer van Jezus gesloten waren. Men deed nieuwe pogingen om Herodes Jezus te doen arresteren, maar hij weigerde aan hun verzoek te voldoen. Op 18 mei echter stemde Herodes in met het plan de gezagsdragers van het Sanhedrin toe te staan Jezus in hechtenis te nemen en naar Jeruzalem te brengen om daar op grond van godsdienstige aanklachten verhoord te worden, mits de Romeinse bestuurder van Judea zich in deze regeling kon vinden. Ondertussen waren de vijanden van Jezus vlijtig bezig door heel Galilea het gerucht te verspreiden dat Herodes Jezus vijandig gezind was geworden, en dat hij van plan was allen uit te roeien die in zijn onderricht geloofden.
Op zaterdagavond, 21 mei, kwam in Tiberias het bericht binnen dat de burgerlijke autoriteiten in Jeruzalem geen bezwaar hadden tegen de afspraak tussen Herodes en de Farizeeën om Jezus in hechtenis te nemen en naar Jeruzalem te brengen, teneinde daar door het Sanhedrin verhoord te worden op de aanklacht dat hij de heilige wetten van het Joodse volk bespotte. Dientengevolge tekende Herodes dezelfde avond, kort voor middernacht, de verordening waarbij de gerechtsdienaren van het Sanhedrin gemachtigd werden Jezus binnen het rechtsgebied van Herodes in hechtenis te nemen en naar Jeruzalem te voeren om daar terecht te staan. Van vele zijden werd sterke druk op Herodes uitgeoefend voordat hij er in toestemde deze vergunning te geven, en hij wist zeer wel dat Jezus niet kon verwachten dat hem door zijn bittere vijanden te Jeruzalem eerlijk recht zou worden gedaan.