◄ 150:1
Verhandeling 150
150:3 ►

De derde prediktocht

2. Het oponthoud in Magdala

150:2.1

Toen de groep der apostelen op reis ging vanuit Betsaïda, reisden de vrouwen in de achterhoede. Tijdens de bijeenkomsten zaten ze altijd vooraan in een groep bij elkaar, rechts van de spreker. In steeds grotere aantallen waren vrouwen tot het geloof in het evangelie van het koninkrijk gekomen, en het was een bron van veel moeilijkheden en eindeloze verlegenheid geweest wanneer zij persoonlijk met Jezus of een van de apostelen hadden willen spreken. Nu was dit alles anders. Wanneer één van de vrouwelijke gelovigen de Meester wilde zien of met de apostelen wilde spreken, ging zij naar Susanna, en vergezeld van een van de twaalf vrouwelijke evangelisten begaf ze zich nu meteen naar de Meester of een van zijn apostelen.

150:2.2

In Magdala bewezen de vrouwen voor de eerste maal hun nut en rechtvaardigden zij de wijsheid van het besluit om hen te kiezen. Andreas had zijn metgezellen tamelijk strenge voorschriften gegeven inzake het persoonlijke werk onder vrouwen, speciaal onder degenen van twijfelachtige reputatie. Toen de groep in Magdala aankwam, waren deze tien vrouwelijke evangelisten vrij om de huizen van slechte reputatie binnen te gaan en de blijde boodschap rechtstreeks aan alle inwonenden te prediken. En wanneer zij de zieken bezochten, konden deze vrouwen hun lijdende zusters zeer dicht naderen in hun hulpbetoon. Als gevolg van het optreden van deze tien vrouwen (later bekend als de twaalf vrouwen) in deze plaats, werd Maria Magdalena voor het koninkrijk gewonnen. Door een opeenvolging van tegenslagen en als gevolg van de houding van de achtenswaardige samenleving jegens vrouwen die zulke beoordelingsfouten maken, was deze vrouw in een van de slechte huizen van Magdala terecht gekomen. Het waren Marta en Rachel die Maria uitlegden dat de deuren van het koninkrijk openstonden zelfs voor vrouwen als zij. Maria geloofde het goede nieuws en werd de volgende dag door Petrus gedoopt.

150:2.3

Maria Magdalena werd de meest effectieve lerares van het evangelie onder deze groep van twaalf vrouwelijke evangelisten. Vier weken na haar bekering te Jotapata werd zij samen met Rebekka in deze dienst aangesteld. Maria en Rebekka, evenals de anderen van deze groep, gingen de rest van Jezus’ leven op aarde getrouw en doeltreffend door met dit werk voor de verlichting en verheffing van hun vertrapte zusters; en toen zich de laatste tragische episode in het drama van het leven van Jezus afspeelde, waren deze vrouwen allen aanwezig hoewel alle apostelen op één na waren gevlucht, en niet één hunner verloochende of verried hem.


◄ 150:1
 
150:3 ►