◄ 147:3
Verhandeling 147
147:5 ►

Het tussentijdse bezoek aan Jeruzalem

4. De levensregel

147:4.1

De avond van deze zelfde Sabbatdag, toen Jezus, de twaalf en een groep gelovigen zich te Betanië verzameld hadden rond het vuur in de tuin van Lazarus, richtte Natanael de volgende vraag tot Jezus: ‘Meester, hoewel ge ons de positieve versie van de oude levensregel hebt geleerd, en ons hebt opgedragen om anderen te behandelen zoals wij wensen dat zij ons zouden behandelen, is het mij niet helemaal duidelijk hoe wij ons altijd aan zulk een gebod kunnen houden. Laat mij mijn standpunt toelichten door het voorbeeld aan te halen van een wellustige man die aldus met boze bedoelingen zijn aanstaande partner in de zonde beschouwt. Hoe kunnen wij nu onderrichten dat deze kwaad-willende man anderen moet behandelen zoals hij door hen behandeld zou willen worden?’

147:4.2

Toen Jezus de vraag van Natanael had gehoord, stond hij ogenblikkelijk op, wees naar de apostel en zei: ‘Natanael, Natanael! Wat voor soort gedachten gaan er om in je hart? Neem je mijn leringen niet aan als iemand die uit de geest geboren is? Horen jullie je de waarheid niet als mensen met wijsheid en geestelijk begrip? Toen ik jullie aanspoorde om anderen te behandelen zoals jullie wilt dat zij jullie zullen behandelen, sprak ik tot mannen met hoge idealen, niet tot mensen die zich zouden laten verleiden om mijn onderricht te verdraaien tot een vrijbrief ter aanmoediging om kwaad te doen.’

147:4.3

Toen de Meester had gesproken, ging Natanael staan en zei: ‘Maar Meester, u moet niet denken dat ik het eens zou zijn met zo’n interpretatie van uw leer. Ik stelde deze vraag omdat ik vermoedde dat vele mannen van dit soort uw aansporing op deze verkeerde wijze zouden opvatten, en ik hoopte dat u ons verder onderricht wilde geven over deze zaken.’ En toen Natanael weer was gaan zitten, sprak Jezus verder, zeggende: ‘Ik weet heel goed, Natanael, dat je niet zo’n idee van slechtheid goedkeurt in je denken, maar ik ben teleurgesteld omdat jullie allen zo dikwijls geen echt geestelijke interpretatie toevoegt aan mijn alledaagse onderricht, onderricht dat jullie gegeven moet worden in menselijke taal en zoals mensen moeten spreken. Ik zal jullie nu onderrichten inzake de verschillende niveaus van betekenis die inherent zijn aan de interpretatie van de levensregel, deze aansporing om ’jegens anderen te handelen zoals gij wenst dat anderen u behan- dele’:

147:4.4

‘1. Het niveau van het vlees. Zulk een puur zelfzuchtige en wellustige interpretatie wordt goed geïllustreerd door de onderstelling in jouw vraag.

147:4.5

‘2. Het niveau van de gevoelens. Dit vlak is één niveau hoger dan dat van het vlees en houdt in dat sympathie en medelijden iemands interpretatie van deze leefregel verdiept.

147:4.6

‘3. Het niveau van het denken. Nu komen de rede van het denken en de intelligentie van de ervaring in actie. Goed doorzicht dicteert dat zulk een levensregel geïnterpreteerd dient te worden in overeenstemming met het hoogste idealisme, belichaamd in de adeldom van diep zelfrespect.

147:4.7

‘4. Het niveau van de broederlijke liefde. Nog hoger wordt het niveau ontdekt van onbaatzuchtige toewijding aan het welzijn van de medemens. Op dit hogere vlak van oprechte sociale dienstbaarheid, voortspruitend uit het zich bewust zijn van het vaderschap van God en de daaruit voortvloeiende erkenning van de broederschap der mensen, ontdek je een nieuwe, veel schonere interpretatie van deze fundamentele levensregel.

147:4.8

‘5. Het ethische niveau. En wanneer je dan ware filosofische interpretatie-niveaus bereikt, wanneer je werkelijk inzicht hebt in het goede en het verkeerde van de dingen, wanneer je de eeuwige betamelijkheid van menselijke verhoudingen bespeurt, zul je zulk een probleem van intepretatie gaan beschouwen zoals je je voorstelt dat een hoogstaande, idealistische, wijze en onpartijdige derde zulk een gebod zou beschouwen en interpreteren, wanneer het wordt toegepast op jouw persoonlijke problemen van aanpassing aan de situaties in je leven.

147:4.9

‘6. Het geestelijke niveau. En dan, als laatste maar allergrootste, bereiken wij het niveau van geest-inzicht en geestelijke interpretatie, dat ons dwingt in deze levensregel het goddelijke bevel te onderkennen om alle mensen te behandelen zoals wij ons indenken dat God hen zou behandelen. Dit is het universum-ideaal van menselijke verhoudingen. En dit is jullie instelling tegenover al deze problemen wanneer het je allerhoogste verlangen is om steeds de wil van de Vader te doen. Daarom zou ik willen dat jullie jegens alle mensen zo zoudt handelen zoals je weet dat ik in gelijke omstandigheden jegens hen zou handelen.’

147:4.10

Niets dat Jezus tot aan dit moment tot de apostelen had gezegd had hun ooit meer verbaasd. Lang nadat de Meester zich had teruggetrokken, bleven zij over zijn woorden praten. Hoewel Natanael zich maar moeilijk kon herstellen van zijn onderstelling dat Jezus de geest van zijn vraag verkeerd had opgevat, waren de anderen meer dan dankbaar dat hun filosofische mede-apostel de moed had gehad om zo’n diepzinnige vraag te stellen.


◄ 147:3
 
147:5 ►