◄ 144:1
Verhandeling 144
144:3 ►

Op Gilboa en in de Dekapolis

2. De verhandeling over het gebed

144:2.1

‘Johannes leerde jullie inderdaad een eenvoudige vorm van gebed: “O Vader, reinig ons van zonde, toon ons uw heerlijkheid, openbaar ons uw liefde, en laat uw geest onze harten heiligen, nu en immer; Amen!” Hij leerde jullie dit gebed zodat jullie iets zoudt hebben om aan de scharen te leren. Het was niet zijn bedoeling dat je een dergelijke vaste, formele smeekbede zoudt gebruiken als de uitdrukking van je eigen ziel in gebed.

144:2.2

‘Het gebed is geheel en al een persoonlijke, spontane uitdrukking van de houding van de ziel jegens de geest; bidden moet de gemeenschap van het zoonschap en de uitdrukking van vriendschap zijn. Wanneer het gebed wordt geformuleerd door de geest, leidt het tot coöpe-ratieve geestelijke vooruitgang. Het ideale gebed is een vorm van geestelijke gemeenschap, die tot intelligente godsverheerlijking voert. Waar gebed is de oprechte instelling van het omhoogreiken naar de hemel om je idealen te bereiken.

144:2.3

‘Het gebed is de adem van de ziel en dient jullie ertoe te brengen volhardend te zijn in jullie inspanning om de wil van de Vader te weten te komen. Indien iemand van jullie een buurman heeft en je gaat midden in de nacht naar hem toe en zegt: “Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij die op reis is, is mij komen bezoeken en ik heb niets om hem voor te zetten,” en indien je buurman dan antwoordt: “Val mij niet lastig, want de deur is nu gesloten en de kinderen en ik zijn in bed; ik kan dus niet opstaan om je brood te geven”, zul je aanhouden en uitleggen dat je vriend honger heeft, en dat je geen eten hebt om hem aan te bieden. Ik zeg jullie, dat ook als je buurman niet wil opstaan om je brood te geven omdat je zijn vriend bent, hij toch vanwege je lastige aandrang zal opstaan en je zoveel broden geven als je nodig hebt. Indien je dan door volharding zelfs van een sterfelijk mens gunsten verkrijgt, hoeveel te meer zal dan volharding in de geest je het brood des levens doen verkrijgen uit de bereidwillige handen van de Vader in de hemel. Opnieuw zeg ik jullie: vraagt en het zal je gegeven worden, zoekt en je zult vinden, klopt en je zult worden opengedaan. Want een ieder die vraagt ontvangt, hij die zoekt vindt, en voor hem die klopt, zal de deur der verlossing worden opengedaan.

144:2.4

‘Wie van jullie, die vader is, zou indien zijn zoon onverstandige dingen vraagt, hem niet zonder aarzelen liever dingen geven die in overeenstemming zijn met zijn ouderlijke wijsheid, dan de dingen vervat zijn in de termen van het gebrekkige verzoek van zijn zoon? Indien het kind een brood nodig heeft, geef je het dan een steen, alleen maar omdat het zo onverstandig is daarom te vragen? Indien je zoon behoefte heeft aan een vis, zul je hem dan een waterslang geven alleen maar omdat deze toevallig samen met de vis wordt opgehaald in het net en het kind in zijn domheid om de slang vraagt? Indien dan jullie, sterfelijke, eindige mensen, al weet hoe je gebeden moet verhoren en goede, passende gaven moet schenken aan je kinderen, hoeveel te meer zal dan je hemelse Vader de geest en vele bijkomende zegeningen schenken aan hen die hem daarom vragen? De mensen zouden altijd moeten bidden en niet ontmoedigd worden.

144:2.5

‘Laat mij jullie het verhaal vertellen van een zekere rechter die in een verdorven stad woonde. Deze rechter was niet Godvrezend, en had evenmin respect voor de mens. Nu was er in die stad een behoeftige weduwe, die telkens weer bij die onrechtvaardige rechter kwam en zei: “Geef mij bescherming tegen mijn tegenpartij.” Een tijd lang wilde hij niet naar haar luisteren, maar toen zei hij tegen zichzelf: “Ofschoon ik God niet vrees en geen consideratie met de mensen heb, zal ik deze weduwe, omdat zij niet ophoudt mij lastig te vallen, toch recht doen, anders vermoeit ze me nog met haar voortdurende terugkomen.” Ik vertel jullie deze verhalen om jullie aan te moedigen te volharden in het bidden en niet om daarmee te suggereren dat jullie beden de gerechte en rechtvaardige Vader daarboven zullen veranderen. Jullie volharding zal echter niet de gunst van God winnen, maar jullie aardse instelling veranderen en de capaciteit tot geest-ontvankelijkheid van jullie ziel vergroten.

144:2.6

‘Maar wanneer jullie bidden, doen jullie dat met zo weinig geloof. Echt geloof zal bergen van materiële moeilijkheden verzetten, die mogelijk de zielsexpansie en geestelijke vooruitgang in de weg staan.’


◄ 144:1
 
144:3 ►