◄ 143:5
Verhandeling 143
143:7 ►

De tocht door Samaria

6. Het reveil in Samaria

143:6.1

Op de avond dat Nalda de menigte uit Sichar ertoe bracht om Jezus te gaan opzoeken, waren de twaalf juist teruggekeerd met voedsel, en zij drongen er bij Jezus op aan om met hen te eten in plaats van met de mensen te spreken, want ze hadden de hele dag niet gegeten en waren hongerig. Maar Jezus wist dat de duisternis hen spoedig zou overvallen, en daarom liet hij zich niet van zijn besluit afbrengen om met de mensen te praten alvorens hen weg te zenden. Toen Andreas trachtte hem ertoe te bewegen iets te eten voordat hij tot de menigte zou spreken, zei Jezus: ‘Ik heb voedsel te eten waarvan jij niet weet.’ Toen de apostelen dit hoorden, zeiden ze onder elkaar: ‘Heeft iemand hem iets te eten gebracht? Heeft de vrouw hem misschien niet alleen water, maar ook voedsel gegeven?’ Toen Jezus hen zo onder elkaar hoorde praten, wendde hij zich, voordat hij de mensen ging toespreken, naar de apostelen en zei: ‘Mijn voedsel is om de wil te doen van hem die mij gezonden heeft, en om zijn werk te volbrengen. Jullie moet maar niet meer zeggen dat het nog zo of zo lang zal duren tot het oogsttijd is. Zie hoe deze mensen uit een Samaritaanse stad komen om ons te horen; ik zeg jullie, de velden zijn reeds wit om te oogsten. Hij die oogst, ontvangt loon en verzamelt deze vrucht voor het eeuwige leven; bijgevolg verheugen zich de zaaiers en de maaiers tezamen. Want hierin geldt het gezegde: “De een zaait en de ander oogst.” Ik zend jullie nu uit om datgene te oogsten waaraan jullie niet gearbeid hebt; anderen hebben gearbeid, en jullie staan nu op het punt om in hun werk in te treden.’ Dit zei hij doelende op de prediking van Johannes de Doper.

143:6.2

Jezus en de apostelen gingen de stad Sichar binnen en predikten daar twee dagen voordat zij op de berg Gerizim hun kamp opsloegen. En velen van de inwoners van Sichar geloofden in het evangelie en verzochten gedoopt te worden, maar de apostelen van Jezus doopten nog niet.

143:6.3

De eerste avond in het kamp op de berg Gerizim verwachtten de apostelen dat Jezus hen zou berispen om hun houding tegenover de vrouw bij de put van Jakob, maar hij roerde de kwestie niet aan. In plaats daarvan gaf hij hun de gedenkwaardige toespraak over ‘De werkelijkheden die centraal staan in het koninkrijk Gods.’ In iedere religie is het heel gemakkelijk om waarden onevenredig belangrijk te laten worden, en in de eigen theologie feiten de plaats te laten innemen van waarheid. Het feit van het kruis werd het centrum zelve van het latere Christendom: dit is echter niet de centrale waarheid van de religie die aan het leven en het onderricht van Jezus van Nazaret ontleend kan worden.

143:6.4

Het thema van Jezus’ onderricht op de berg Gerizim was dit, dat hij wil dat alle mensen God zien als een Vader-vriend, juist zoals hij (Jezus) een broeder-vriend is. Telkens opnieuw prentte hij hen in dat liefde de hoogste verhouding is in de wereld—en ook in het universum—precies zoals waarheid de hoogste uitspraak is over het waarnemen van deze goddelijke betrekkingen.

143:6.5

Jezus sprak zich zo openlijk uit tegenover de Samaritanen omdat hij dit veilig kon doen, en omdat hij wist dat hij het hart van Samaria niet opnieuw zou bezoeken om er het evangelie van het koninkrijk te prediken.

143:6.6

Jezus en de twaalf kampeerden tot het einde van augustus op de berg Gerizim. Overdag predikten zij tot de Samaritanen in de steden het goede nieuws van het koninkrijk—het vaderschap van God—en de avonden en nachten brachten ze in het kamp door. Het werk dat Jezus en de twaalf in deze Samaritaanse steden deden, bracht vele zielen tot het koninkrijk en vormde een goede voorbereiding voor de prachtige arbeid die Filippus na de dood en opstanding van Jezus in deze streken verrichtte, toen de apostelen door de bittere vervolging der gelovigen te Jeruzalem tot aan de einden der aarde waren verstrooid.


◄ 143:5
 
143:7 ►