Onder degenen die de feestelijkheden ter gelegenheid van het Pascha te Jeruzalem bijwoonden, bevond zich een zekere Jakob, een rijke Joodse handelaar uit Kreta, en deze kwam bij Andreas met het verzoek of hij een persoonlijk gesprek met Jezus zou mogen hebben. Andreas zorgde ervoor dat deze vertrouwelijke ontmoeting met Jezus de volgende avond ten huize van Flavius kon plaatsvinden. Deze man kon de leer van de Meester niet begrijpen en kwam omdat hij uitgebreider naar het koninkrijk Gods wenste te informeren. Jakob zei tot Jezus: ‘Maar Rabbi, Mozes en de profeten van voorheen zeggen ons dat Jehovah een naijverig God is, een God van grote gramschap en hevige toorn. De profeten zeggen dat hij boosdoeners haat en wraak neemt op degenen die ongehoorzaam zijn aan zijn wet. U en uw discipelen leren ons dat God een liefhebbend en meedogend Vader is, die alle mensen zo liefheeft, dat hij hen wil verwelkomen in dit nieuwe koninkrijk des hemels dat, zoals u verkondigt, zo nabij is.’
Toen Jakob was uitgesproken, antwoordde Jezus: ‘Jakob, ge hebt de leer van de oude profeten goed weergegeven; zij onderrichtten de kinderen van hun generatie in overeenstemming met het licht van hun tijd. Onze Vader in het Paradijs is onveranderlijk. De voorstelling van zijn natuur is echter uitgebreider geworden en gegroeid, van de dagen van Mozes tot aan de tijd van Amos, en zelfs tot aan de generatie van de profeet Jesaja. En nu ben ik gekomen in het vlees om de Vader in nieuwe heerlijkheid te openbaren en zijn liefde en barmhartig- heid aan alle mensen op alle werelden te vertonen. Naarmate het evangelie van dit koninkrijk met zijn boodschap van blijdschap en welgezindheid jegens alle mensen zich over de wereld zal verspreiden, zullen er betere betrekkingen tussen de families der naties ontstaan. Na verloop van tijd zullen vaders en hun kinderen elkander meer liefhebben en zodoende zal er een beter idee ontstaan van de liefde van de Vader in de hemel voor zijn kinderen op aarde. Bedenk wel, Jakob, dat een goede, ware vader niet alleen zijn gezin als geheel—als een gezin—liefheeft, doch dat hij ook elk individueel lid daarvan waarlijk liefheeft en met tederheid verzorgt.’
Toen zij uitvoerig hadden gesproken over het karakter van de hemelse Vader, wachtte Jezus even en zei toen: ‘Gij, Jakob, die de vader van vele kinderen zijt, beseft heel goed de waarheid van mijn woorden.’ Jakob zei daarop: ‘Maar Meester, wie heeft u verteld dat ik de vader van zes kinderen ben? Hoe weet ge dat van mij?’ De Meester antwoordde: ‘Laat het u voldoende zijn te horen dat de Vader en de Zoon alle dingen weten, want zij zien inderdaad alles. Zoals gij uw kinderen als een aardse vader liefhebt, moet ge nu de liefde van de hemelse Vader voor uzelf als een werkelijkheid aanvaarden—niet alleen maar voor alle kinderen van Abraham, doch voor u, voor uw individuele ziel.’
Daarna vervolgde Jezus: ‘Als je kinderen nog heel jong en onvolwassen zijn en als je ze dan moet kastijden, kunnen zij denken dat hun vader boos is en vol verontwaardiging en gramschap zit. Door hun onvolwassenheid kunnen zij niet verder zien dan de straf, de vooruitziende, corrigerende liefde van de vader onderkennen zij niet, maar wanneer diezelfde kinderen eenmaal volwassen mannen en vrouwen zijn geworden, zou het dan niet dwaas zijn als zij zouden blijven vasthouden aan die vroegere misvattingen over hun vader? Als mannen en vrouwen dienen zij nu hun vaders liefde in al die vroege kastijdingen te onderkennen. En moet de mensheid, bij het verstrijken der eeuwen, ook niet des te beter de ware natuur en het liefhebbende karakter van de Vader in de hemel gaan begrijpen? Welk profijt hebt ge van opeenvolgende generaties van geestelijke verlichting, indien ge God hardnekkig blijft zien zoals Mozes en de profeten hem zagen? Ik zeg tot u, Jakob, in het heldere licht van dit uur moet gij de Vader zien zoals geen van allen die u zijn voorgegaan, hem ooit gezien heeft. En als ge hem zo ziet, zoudt ge u moeten verblijden dat ge het koninkrijk kunt binnengaan waar zulk een barmhartige Vader regeert, en moeten trachten uw leven voortaan te laten domineren door zijn wil van liefde.’
Jakob antwoordde: ‘Rabbi, ik geloof. Ik verlang ernaar dat ge mij in het koninkrijk van de Vader binnenleidt.’