◄ 141:6
Verhandeling 141
141:8 ►

Het werk in het openbaar wordt aangevangen

7. In Betanië over de Jordaan

141:7.1

Op 26 februari trokken Jezus, zijn apostelen en een grote groep volgelingen, langs de Jordaan in stroomafwaartse richting naar de voorde dichtbij Betanië in Perea, waar Johannes voor het eerst het komende koninkrijk had verkondigd. Jezus en zijn apostelen bleven hier vier weken, onderrichtend en predikend, voordat ze verder trokken naar Jeruzalem.

141:7.2

In de tweede week van hun verblijf in Betanië over de Jordaan nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee de heuvels in aan de andere kant van de rivier, ten zuiden van Jericho, om drie dagen rust te nemen. De Meester leerde deze drie vele nieuwe, diepere waarheden aangaande het koninkrijk des hemels. Voor het doel van dit verslag zullen wij deze leringen als volgt opnieuw ordenen en rubriceren:

141:7.3

Jezus trachtte duidelijk te maken dat hij wenste dat zijn discipelen, nu ze iets van de goede geest-werkelijkheden van het koninkrijk geproefd hadden, zo in de wereld zouden leven, dat de mensen door het zien van hun leven, zich bewust zouden worden van het koninkrijk, en er daardoor toe zouden komen om gelovigen te vragen naar de wegen van het koninkrijk. Al zulke oprechte zoekers naar waarheid zijn altijd blij de blijde boodschap te horen van de geloofsgave die de toegang verzekert tot het koninkrijk, met zijn eeuwige, goddelijke geest-werkelijkheden.

141:7.4

De Meester trachtte alle leraren van het evangelie van het koninkrijk ervan te doordringen dat hun enige taak was om God aan de individuele mens te openbaren als zijn Vader—om deze individuele mens ertoe te brengen zich bewust te worden van zijn zoonschap; en om vervolgens deze zelfde mens aan God voor te stellen als diens geloofszoon. Deze twee essentiële openbaringen zijn beide in Jezus tot stand gebracht. Hij werd metterdaad ‘de weg, de waarheid, en het leven.’ De religie van Jezus was geheel gegrond op het leven van zijn zelfschenkingsleven op aarde. Toen Jezus heenging van deze wereld, liet hij geen boeken, wetten, of andere vormen van menselijke organisatie achter die het religieuze leven van de individuele mens konden beïnvloeden.

141:7.5

Jezus maakte duidelijk dat hij was gekomen om persoonlijke, eeuwige relaties met de mensen aan te gaan, die voor immer zouden prevaleren boven alle andere menselijke relaties. En hij benadrukte dat deze intieme geestelijke gemeenschap aangeboden moest worden aan alle mensen van alle eeuwen en van alle sociale lagen onder alle volken. De enige beloning die hij zijn kinderen in het uitzicht stelde was: in deze wereld—geestelijke blijdschap en goddelijke gemeenschap; in de wereld hierna—eeuwig leven in de vooruitgang in de goddelijke geest-werkelijkheden van de Paradijs-Vader.

141:7.6

Jezus legde grote nadruk op wat hij de twee waarheden van het eerste belang noemde in het onderricht van het koninkrijk, en deze zijn: het bereiken van verlossing door geloof, en door geloof alleen, gekoppeld aan de revolutionaire leer van het bereiken van menselijke vrijheid door de oprechte onderkenning van waarheid, ‘Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken.’ Jezus was de waarheid, kenbaar gemaakt in het vlees, en hij beloofde in de harten van al zijn kinderen zijn Geest der Waarheid te zenden, na zijn terugkeer tot de Vader in de hemel.

141:7.7

De Meester onderwees deze apostelen de essentialia der waarheid voor een geheel tijdperk op aarde. Zij luisterden dikwijls naar zijn onderricht, terwijl hetgeen hij zei in werkelijkheid bedoeld was ter inspiratie en stichting van andere werelden. Zijn leven was een voorbeeld en illustratie van een nieuw, oorspronkelijk levensplan. Vanuit het menselijke standpunt beschouwd was hij inderdaad een Jood, maar hij leidde zijn leven voor de gehele wereld als een sterveling van dit gebied.

141:7.8

Om zeker te stellen dat zijn Vader zou worden herkend in de ontvouwing van het plan van het koninkrijk, had Jezus, naar hij uitlegde, doelbewust ‘de groten der aarde’ gepasseerd. Hij begon zijn werk bij de armen, de klasse die juist zo verwaarloosd was door de meeste evolutionaire godsdiensten van de voorgaande tijden. Hij zag op niemand neer: zijn plan was wereldomvattend, ja universeel. Hij was zo vrijmoedig en nadrukkelijk in deze uitspraken, dat zelfs Petrus, Jakobus en Johannes in de verleiding kwamen te denken dat hij misschien buiten zichzelf was.

141:7.9

Hij trachtte deze apostelen op milde wijze de waarheid te onthullen dat hij niet op deze zelfschenkingsmissie was gekomen om een voorbeeld te stellen voor een paar schepselen op deze aarde, doch om voor alle volken op alle werelden in zijn hele universum een norm voor het menselijk leven vast te stellen en te demonstreren. En deze norm benaderde de hoogste volmaaktheid, ja zelfs de finale goedheid van de Universele Vader. Maar de apostelen konden de betekenis van zijn woorden niet vatten.

141:7.10

Hij maakte bekend dat hij gekomen was om op te treden als leraar, een leraar die door de hemel was gezonden om geestelijke waarheid aan het materiële bewustzijn aan te bieden. En dit was precies wat hij ook deed: hij was een leraar, geen prediker. Vanuit het menselijke standpunt gezien, was Petrus een veel doeltreffender prediker dan Jezus. De prediking van Jezus was zo doeltreffend vanwege zijn uitzonderlijke persoonlijkheid, niet zozeer vanwege een meeslepende welsprekendheid of emotionele aantrekkingskracht. Jezus sprak rechtstreeks tot de ziel van de mensen. Hij was een leraar van ’s mensen geest, maar via het bewustzijn. Hij leefde met de mensen.

141:7.11

Het gebeurde bij deze gelegenheid dat Jezus tegenover Petrus, Jakobus en Johannes liet doorschemeren dat zijn werk op aarde in sommige opzichten aan beperkingen gebonden zou zijn door de commissie van zijn ‘metgezel in den hoge,’ daarmee doelende op de instructies die hij van zijn Paradijs-broeder Immanuel had ontvangen voordat hij aan zijn zelfschenking was begonnen. Hij zei hun dat hij was gekomen om de wil van zijn Vader te doen, en niets anders dan de wil van zijn Vader. Omdat hij aldus gemotiveerd werd door een oprechte, doelgerichte toewijding, werd hij niet verontrust en gehinderd door het kwaad in de wereld.

141:7.12

De apostelen begonnen langzamerhand de ongekunstelde vriendelijkheid van Jezus te onderkennen. Ofschoon de Meester gemakkelijk te benaderen was, leefde hij altijd onafhankelijk van, en verheven boven, alle mensen. Op geen enkel moment werd hij ooit overheerst door een zuiver sterfelijke invloed of was hij onderhevig aan het broze menselijke oordeelsvermogen. Hij schonk geen aandacht aan wat men van hem dacht en hij werd niet beïnvloed door lovende woorden. Zelden nam hij de tijd om misvattingen recht te zetten of een verkeerde voorstelling van zaken kwalijk te nemen. Hij vroeg geen mens ooit om advies; hij vroeg nooit of men voor hem wilde bidden.

141:7.13

Jakobus was er verbaasd over hoe Jezus vanaf het begin reeds scheen te zien hoe iets zou eindigen. De Meester leek zelden verrast te zijn. Hij was nooit opgewonden, geërgerd of ontsteld. Hij verontschuldigde zich nooit bij iemand. Soms was hij bedroefd, maar nooit ontmoedigd.

141:7.14

Johannes zag het duidelijkst dat hij, niettegenstaande al zijn goddelijke gaven, per slot van rekening een mens was. Jezus leefde als een mens onder de mensen, begreep hen, hield van hen, en wist hoe hij mensen moest aanpakken. In zijn persoonlijke leven was hij zeer menselijk, en toch zeer onberispelijk. En hij was altijd onbaatzuchtig.

141:7.15

Ofschoon Petrus, Jakobus en Johannes niet veel konden begrijpen van wat Jezus bij deze gelegenheid zei, bleven deze genadige woorden in hun hart bewaard, en na de kruisiging en opstanding kwamen ze weer boven om hun dienst daarna grotelijks te verrijken en te verblijden. Het is geen wonder dat deze apostelen de woorden van de Meester niet ten volle begrepen, want hij was bezig om ten aanhoren van hen het plan van een nieuw tijdperk te ontwerpen.


◄ 141:6
 
141:8 ►