◄ 140:9
Verhandeling 140
141:0 ►

De bevestiging van de Twaalf

10. De avond na de inzegening

140:10.1

Die avond gaf Jezus binnenshuis onderricht, want het was gaan regenen; hij sprak lang en trachtte de twaalf duidelijk te maken wat ze moesten zijn, niet wat ze moesten doen. Zij kenden slechts een godsdienst die het doen van bepaalde dingen oplegde als het middel om rechtvaardigheid, heil, te bereiken. Maar Jezus zei telkens opnieuw: ‘In het koninkrijk moet ge rechtvaardig zijn om het werk te kunnen verrichten.’ Vele malen herhaalde hij: ‘Weest jullie daarom volmaakt zoals jullie Vader in de hemel volmaakt is.’ Al die tijd was de Meester bezig zijn verbijsterde apostelen uit te leggen dat de verlossing die hij aan de wereld kwam brengen, alleen verkregen kon worden door te geloven, door eenvoudig en oprecht geloofsvertrouwen. Jezus zei: ‘Johannes predikte een doop van berouw, spijt over de oude manier van leven. Jullie moeten de doop van gemeenschap met God verkondigen. Predikt berouw tot hen die dit onderricht nodig hebben, maar voor hen die reeds oprecht trachten het koninkrijk binnen te gaan, moeten jullie de deuren wijd open zetten en hen uitnodigen toe te treden tot de vreugdevolle gemeenschap van de zonen Gods.’ Het was echter een moeilijke taak om deze Galilese vissers te overtuigen dat in het koninkrijk het rechtvaardig zijn, door geloof, vooraf moest gaan aan het rechtvaardig handelen in het dagelijks leven van de stervelingen op aarde.

140:10.2

Het was eveneens een grote handicap in dit werk van het onderrichten van de twaalf, dat zij de neiging hadden om zeer idealistische, geestelijke beginselen van religieuze waarheid aan te vatten en die dan om te vormen tot concrete regels voor het persoonlijke gedrag. Jezus hield hun de schone geest voor van de instelling van de ziel, maar zij bleven dit onderricht steeds vertalen in regels voor persoonlijk gedrag. Vele malen, als ze er wèl voor zorgden zich te herinneren wat de Meester zei, was het bijna zeker dat ze vergaten wat hij niet had gezegd. Doch langzamerhand namen ze zijn onderricht in zich op, omdat Jezus alles was wat hij leerde. Wat ze zich niet eigen konden maken van zijn onderricht in woorden, verwierven ze langzamerhand door met hem samen te leven.

140:10.3

Het drong niet tot de apostelen door dat hun Meester bezig was met een leven van geestelijke inspiratie voor iedere persoon in iedere eeuw op iedere wereld in een wijdverbreid universum. Ondanks hetgeen Jezus hun van tijd tot tijd vertelde, konden de apostelen niet de gedachte vatten dat hij een werk verrichtte op deze wereld, maar voor alle andere werelden in zijn onmetelijke schepping. Jezus leefde zijn aardse leven op Urantia niet om een persoonlijk voorbeeld te geven van het sterfelijke leven voor de mannen en vrouwen van deze wereld, maar veeleer om een hoog geestelijk en inspirerend ideaal te scheppen voor alle sterfelijke wezens op alle werelden.

140:10.4

Deze zelfde avond vroeg Tomas aan Jezus: ‘Meester, u zegt dat wij als kleine kinderen moeten worden, voordat wij het koninkrijk van de Vader kunnen binnengaan, en toch hebt u ons gewaarschuwd ons niet te laten misleiden door valse profeten, en ons niet te bezondigen aan het werpen van onze parels voor de zwijnen. Eerlijk gezegd is dit een raadsel voor mij. Ik kan uw onderricht niet begrijpen.’ Jezus antwoordde Tomas: ‘Hoe lang zal ik nog geduld met jullie hebben! Steeds willen jullie alles wat ik leer maar letterlijk opvatten. Toen ik van jullie vroeg om zoals kleine kinderen te worden, als toegangsprijs voor het koninkrijk, bedoelde ik niet dat jullie gemakkelijk te misleiden moesten zijn, of alleen maar graag behoefden te willen geloven, of dat jullie snel je vertrouwen moest schenken aan vreemdelingen die een prettige indruk maken. Wat ik in feite wenste dat jullie zoudt leren van het beeld dat ik ter verheldering gebruikte, was de kind-vader verhouding. Jij bent het kind en het is het koninkrijk van jouw Vader dat je probeert binnen te gaan. Tussen ieder normaal kind en zijn vader bestaat die natuurlijke liefde die een verhouding van begrip en liefde verzekert, en die voor altijd alle neiging uitsluit om de liefde en de barmhartigheid van de Vader te bedingen. En het evangelie dat jullie nu gaan verkondigen heeft te maken met een verlossing die voortspruit uit de geloofsrealisatie van juist deze eeuwige kind-vader verhouding.’

140:10.5

Het kenmerkende van Jezus’ leer was dat de ethiek van zijn filosofie zijn oorsprong vond in de persoonlijke verhouding van de individuele mens tot God—deze zelfde kind-vader-verhouding. Jezus legde het accent op de individuele mens, niet op het ras of de natie. Tijdens de avondmaaltijd vond het gesprek van Jezus met Matteüs plaats, waarin hij uitlegde dat de moraliteit van iedere handeling bepaald wordt door het motief van de individuele mens. De ethiek van Jezus was altijd positief. De gulden regel zoals deze opnieuw werd geformuleerd door Jezus, vereist actief sociaal contact; aan de vroegere, negatieve regel kon men in afzondering voldoen. Jezus ontdeed de ethiek van alle regels en ceremoniën en verhief haar tot majesteitelijke hoogten van geestelijk denken en waarlijk rechtvaardig leven.

140:10.6

Deze nieuwe religie van Jezus had ook zijn praktische implicaties, maar alle praktische waarde van politieke, sociale, of economische aard die in zijn onderricht kan worden gevonden, is de natuurlijke uitwerking van de innerlijke ervaring der ziel naargelang deze de vruchten van de geest voortbrengt in het spontane dagelijkse dienstbetoon van echte persoonlijke religieuze ervaring.

140:10.7

Toen het gesprek tussen Jezus en Matteüs beëindigd was, vroeg Simon Zelotes: ‘Maar Meester, zijn alle mensen zonen van God?’ En Jezus antwoordde: ‘Ja Simon, alle mensen zijn zonen van God, en dat is het goede nieuws dat jullie gaan verkondigen.’ Maar de apostelen konden zulk een onderricht niet vatten: het was een nieuwe, vreemde en verbazingwekkende uitspraak. Het was dan ook vanwege zijn verlangen om zijn volgelingen van deze waarheid te doordringen, dat Jezus hen onderrichtte om alle mensen als hun broeders te behandelen.

140:10.8

In antwoord op een door Andreas gestelde vraag, maakte de Meester duidelijk dat de ethiek van zijn leer onscheidbaar was van de religie van zijn leven. Hij onderrichtte ethiek, niet vanuit de natuur van de mens, maar vanuit de verhouding van de mens tot God.

140:10.9

Johannes vroeg Jezus: ‘Meester, wat is het koninkrijk des hemels?’ En Jezus antwoordde: ‘Het koninkrijk des hemels bestaat in drie essentiële dingen: ten eerste, erkenning van het feit van de soevereiniteit van God; ten tweede, geloof in de waarheid van het zoonschap bij God; en ten derde, geloofsvertrouwen in de doeltreffendheid van het allerhoogste menselijke verlangen om de wil van God te doen—om zoals God te zijn. En dit is het goede nieuws van het evangelie: dat iedere sterveling door geloofsvertrouwen zich al deze wezenlijke dingen van het heil eigen kan maken.’

140:10.10

Nu was de week van wachten voorbij, en ze maakten zich gereed om de volgende ochtend naar Jeruzalem te vertrekken.


◄ 140:9
 
Verhandeling 141 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.