Judas Iskariot, de twaalfde apostel, was door Natanael uitgekozen. Hij was geboren in Keriot, een klein stadje in het zuiden van Judea. Toen hij nog een jongen was, verhuisden zijn ouders naar Jericho, waar hij bleef wonen en gewerkt had in de verschillende commerciële ondernemingen van zijn vader, totdat hij zich ging interesseren in de prediking en het werk van Johannes de Doper. De ouders van Judas waren Sadduceeën, en toen hun zoon zich bij de discipelen van Johannes voegde, wilden zij hem niet meer kennen.
Toen Natanael Judas te Tarichea tegenkwam, was hij bezig werk te zoeken bij een visdrogerij aan het uiteinde van het meer van Galilea. Hij was dertig jaar en ongetrouwd toen hij zich bij de apostelen aansloot. Hij had waarschijnlijk de beste opleiding gehad van alle twaalf, en was de enige man uit Judea in de apostolische familie van de Meester. Judas had geen opmerkelijke karaktertrek van persoonlijke kracht, ofschoon hij naar buiten de indruk wekte beschaafd en goed opgevoed te zijn. Hij kon goed nadenken, maar hij was niet altijd echt eerlijk in zijn denken. Judas had geen goed inzicht in zichzelf; hij was niet werkelijk oprecht tegenover zichzelf.
Andreas stelde Judas aan als penningmeester van de twaalf, een post waarvoor hij uitstekend geschikt was en tot de tijd dat hij zijn Meester verried, kweet hij zich eerlijk, trouw en zeer efficiënt van zijn taak.
Er was geen speciale karaktertrek van Jezus die Judas meer bewonderde dan de algeheel aantrekkelijke en bijzonder innemende persoonlijkheid van de Meester. Judas kon de vooroordelen die hij als man uit Judea koesterde jegens zijn metgezellen uit Galilea nooit achter zich laten: in gedachten keurde hij zelfs veel in Jezus af. Hem die elf van de apostelen zagen als de volmaakte mens, als degene ‘die gans lieflijk was en de uitnemendste onder tienduizend’ durfde deze zelfvoldane man uit Judea in zijn hart zelfs te bekritiseren. Hij was werkelijk van mening dat Jezus beschroomd was en enigszins bang om zijn macht en autoriteit te laten gelden.
Judas was een goed zakenman. Het vereiste tact, bekwaamheid en geduld, en nauwgezette toewijding om de financiële zaken van een idealist als Jezus te beheren, om maar niets te zeggen van wat hij te stellen had met de wanordelijke zakenmethoden van sommigen van zijn apostelen. Judas was werkelijk een uitmuntend administrateur, een vooruitziend en bekwaam financier. En hij was een vurig voorstander van organisatie. Geen van de twaalf had ooit kritiek op Judas. Voorzover zij konden zien was Judas Iskariot een penningmeester zonder weerga, een ontwikkeld man, een loyale (ofschoon soms kritische) apostel en in alle opzichten een groot succes. De apostelen hielden van Judas, hij behoorde echt bij hen. Hij moet geloofd hebben in Jezus, doch wij betwijfelen of hij de Meester werkelijk met geheel zijn hart liefhad. Het voorbeeld van Judas illustreert de juistheid van de spreuk: ‘Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood.’ Het is zeer wel mogelijk het slachtoffer te worden van de vredige misleiding van de aangename aanpassing aan de wegen van zonde en dood. Ge kunt ervan verzekerd zijn dat Judas in financieel opzicht altijd trouw is geweest aan zijn Meester en zijn medeapostelen. Geld zou nooit het motief geweest kunnen zijn voor zijn verraad van de Meester.
Judas was de enige zoon van onverstandige ouders. Toen hij nog heel jong was, werd hij vertroeteld en gaf men hem te veel toe: hij was een verwend kind. Toen hij groter werd, had hij overdreven ideeën van zijn eigen belangrijkheid. Hij kon slecht tegen zijn verlies. Hij had eigenaardige, verwrongen ideeën over wat fair was: hij gaf zich over aan gevoelens van haat en achterdocht. Hij was zeer bedreven in het verkeerd uitleggen van de woorden en daden van zijn vrienden. Zijn hele leven had Judas de gewoonte gekoesterd om het de mensen betaald te zetten als hij dacht dat ze hem slecht hadden behandeld. Aan zijn gevoel voor waarden en loyaliteit ontbrak het een en ander.
Voor Jezus was Judas een geloofsavontuur. Vanaf het begin begreep de Meester ten volle de zwakheid van deze apostel en besefte hij heel goed de gevaren die de opname van Judas in de gemeenschap met zich meebracht. Doch het ligt in de natuur van de Zonen van God om ieder geschapen wezen de volle en gelijke kans te geven op behoud en overleving. Jezus wilde dat niet alleen de stervelingen van deze wereld, maar ook de toeschouwers op talloze andere werelden zouden weten dat, wanneer er twijfel bestaat of de toewijding van een mens aan het koninkrijk wel oprecht is en van ganser harte gegeven wordt, het de vaste gewoonte van de Rechters der mensen is om de twijfelachtige kandidaat volledig te ontvangen. De deur naar het eeuwige leven staat wijd open voor allen, ‘een ieder die wil mag komen:’ er zijn geen beperkingen en geen voorwaarden behalve het geloof van degene die komt.
Dit is nu juist de reden waarom Jezus Judas toestond tot aan het einde toe door te gaan, waarbij hij steeds al het mogelijke deed om deze zwakke, verwarde apostel te transformeren en te redden. Wanneer het licht echter niet in oprechtheid wordt ontvangen en er niet naar geleefd wordt, heeft het de neiging tot zieleduisternis te worden. In verstandelijk opzicht groeide Judas wel in het onderricht van Jezus over het koninkrijk, maar hij maakte geen vooruitgang in het verwerven van een geestelijk karakter, zoals de andere apostelen wel deden. Hij slaagde er niet in voldoende persoonlijke vooruitgang te boeken in geestelijke ervaring.
Judas ging steeds meer piekeren over zijn persoonlijketeleurstellingen en ten slotte viel hij ten prooi aan wrok. Zijn gevoelens waren dikwijls gekwetst en hij werd abnormaal achterdochtig ten aanzien van zijn beste vrienden, zelfs de Meester. Weldra werd hij geobsedeerd door de gedachte het hun betaald te moeten zetten, zich, hoe dan ook, te moeten wreken, ja zelfs zijn metgezellen en zijn Meester te moeten verraden.
Deze kwaadaardige en gevaarlijke gedachten namen echter pas vaste vorm aan, toen op een dag een dankbare vrouw een kostbare kruik wierook aan de voeten van Jezus uitstortte. Dit vond Judas verspilling en toen zijn openlijk protest door Jezus zo radicaal werd afgewezen ten aanhoren van allen, werd het hem teveel. Deze gebeurtenis maakte dat alle opgekropte haat, gekwetstheid, kwaadwilligheid, vooroordeel, jaloezie en wraak van heel een leven werden gemobiliseerd en hij besloot het iemand, hij wist niet wie, betaald te zetten; al het kwaad in zijn natuur kristalliseerde hij echter rond de enige onschuldige persoon in het hele armzalige drama van zijn ongelukkige leven, alleen omdat Jezus toevallig de hoofdrolspeler was in het voorval waardoor zijn overgang uit het vooruitstrevende koninkrijk des lichts naar het zelfgekozen gebied van duisternis werd gemarkeerd.
Vele malen had de Meester Judas zowel onder vier ogen als openlijk gewaarschuwd dat hij afgleed, doch goddelijke waarschuwingen zijn gewoonlijk vruchteloos in de aanpak van de verbitterde menselijke natuur. Jezus deed al het mogelijke, voorzover dit verenigbaar was met ’s mensen morele vrijheid, om te voorkomen dat Judas zou verkiezen de verkeerde weg te gaan. De grote proef kwam ten slotte. De zoon van wrok faalde; hij gaf toe aan de verzuurde, lage ingevingen van een trots en wraakzuchtig innerlijk dat zijn eigen belangrijkheid schromelijk overschatte en stortte zich snel in verwarring, wanhoop en verdorvenheid.
Judas begon toen heimelijk met het verachtelijke, schaamteloze gekonkel om zijn Heer en Meester te verraden, om spoedig daarna dit infame plan ten uitvoer te brengen. Tijdens het uitwerken van zijn in woede ontworpen plannen van trouweloos verraad, had hij momenten van spijt en schaamte en in deze heldere tussenpozen bedacht hij lafhartig, als verdediging in zijn eigen denken, dat Jezus misschien wel op het laatste ogenblik zijn kracht zou laten gelden en zichzelf zou bevrijden.
Toen het verachtelijke, zondige karwei achter de rug was, stormde deze afvallige sterveling, die er zo gemakkelijk toe kwam zijn vriend voor dertig zilverlingen te verkopen ter bevrediging van zijn eigen lang gekoesterde dorst naar wraak, naar buiten en pleegde de laatste handeling in het drama van zijn wegvluchten voor de werkelijkheden van het sterfelijk bestaan—zelfmoord.
De elf apostelen waren van afschuw vervuld, met stomheid geslagen. Jezus bezag de verrader slechts met medelijden. Het is de werelden moeilijk gevallen Judas te vergeven en in heel een uitgestrekt universum schuwt men zijn naam.
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.