◄ 137:1
Verhandeling 137
137:3 ►

De wachttijd in Galilea

2. Filippus en Natanael worden gekozen

137:2.1

Op zondagmorgen, 24 februari, a.d. 26, nam Jezus aan de rivier bij Pella afscheid van Johannes de Doper, om hem nooit meer terug te zien in het vlees.

137:2.2

Die dag, toen Jezus en zijn vier discipelen-apostelen naar Galilea vertrokken, ontstond er grote opschudding in het kamp van de volgelingen van Johannes. De eerste grote afscheiding stond te gebeuren. Daags tevoren had Johannes positief verklaard aan Andreas en Ezra dat Jezus de Verlosser was. Andreas besloot Jezus te volgen, maar Ezra verwierp de timmerman uit Nazaret met zijn zachtaardige manieren en verkondigde aan zijn metgezellen: ‘De Profeet Daniël zegt dat de Zoon des Mensen zal komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. Deze timmerman uit Galilea, deze botenbouwer uit Kafarnaüm, kan de Verlosser niet zijn. Kan zo’n geschenk Gods uit Nazaret komen? Deze Jezus is een familielid van Johannes, en vanwege zijn grote vriendelijkheid des harten is onze leraar misleid. Laten wij ons verre houden van deze valse Messias.’ Toen Johannes Ezra berispte om deze woorden, trok deze samen met vele discipelen weg en haastte zich naar het zuiden. Deze groep ging voort te dopen in de naam van Johannes en stichtte uiteindelijk een secte die wel geloofde in Johannes, maar weigerde Jezus te aanvaarden. Een overblijfsel van deze groep bestaat in Mesopotamië nog tot op de dag van vandaag.

137:2.3

Terwijl deze onrust onder de volgelingen van Johannes broeide, waren Jezus en zijn vier discipel-apostelen reeds een eind onderweg naar Galilea. Vóór ze de Jordaan overstaken om via Naïn naar Nazaret te gaan, zag Jezus op de weg een zekere Filippus van Betsaïda, die hen tegemoet kwam met een vriend. Jezus had Filippus reeds eerder leren kennen en ook de nieuwe apostelen kenden hem alle vier goed. Hij was met zijn vriend Natanael op weg om Johannes te Pella bezoeken, om meer te weten te komen omtrent de komst van het koninkrijk Gods waarvan zoveel sprake was, en hij was opgetogen Jezus te kunnen begroeten. Filippus was al vanaf het begin dat Jezus naar Kafarnaüm was gekomen, een bewonderaar van hem geweest. Maar Natanael die te Kana in Galilea woonde, kende Jezus niet. Filippus ging naar zijn vrienden toe om hen te begroeten, terwijl Natanael uitrustte in de schaduw van een boom langs de weg.

137:2.4

Petrus nam Filippus terzijde en begon hem uit te leggen dat zij allen, hijzelf, Andreas, Jacobus, en Johannes, medewerkers van Jezus waren geworden in het nieuwe koninkrijk, en hij drong er bij Filippus sterk op aan zich ook aan te bieden voor deze dienst. Filippus stond voor een dilemma. Wat moest hij doen? Hier, zonder dat het ook maar een enkel ogenblik tevoren was aangekondigd—langs de weg bij de Jordaan—zag hij zich tegenover de allergewichtigste vraag van zijn gehele leven gesteld, en moest hij direct een beslissing nemen. Hij was op dat ogenblik in ernstig gesprek geraakt met Petrus, Andreas, en Johannes, terwijl Jezus de hoofdlijnen van de tocht door Galilea en verder naar Kafarnaüm aangaf aan Jakobus. Ten slotte stelde Andreas aan Filippus voor: ‘Waarom vraag je het de Leraar niet?’

137:2.5

Plotseling daagde het besef bij Filippus dat Jezus werkelijk een groot man was, misschien wel de Messias, en hij besloot zich te houden aan de beslissing van Jezus in deze zaak; zonder meer liep hij dan ook naar hem toe en vroeg: ‘Leraar, zal ik verder gaan naar Johannes of zal ik mij bij mijn vrienden aansluiten die u volgen?’ En Jezus antwoordde: ‘Volg mij.’ En Filippus was in vervoering door de zekerheid dat hij de Verlosser gevonden had.

137:2.6

Filippus gebaarde nu de groep te blijven waar ze waren, terwijl hij haastig terugliep om het nieuws van zijn besluit te vertellen aan zijn vriend Natanael die nog steeds wachtte onder de moerbeiboom, waar hij zijn gedachten liet gaan over de vele dingen die hij gehoord had over Johannes de Doper, het komende koninkrijk en de verwachte Messias. Filippus onderbrak zijn overpeinzingen met de uitroep: ‘Ik heb de Verlosser gevonden, hij over wie Mozes en de profeten geschreven hebben en die Johannes heeft aangekondigd.’ Natanael keek op en vroeg: ‘Waar komt deze leraar vandaan?’ Filippus antwoordde: ‘Het is Jezus van Nazaret, de zoon van Jozef, de timmerman, die de laatste tijd in Kafarnaüm woont.’ Waarop Natanael, enigszins geschokt vroeg: ‘Kan zoiets goeds uit Nazaret komen?’ Maar Filippus nam hem bij de arm en zei: ‘Kom kijken.’

137:2.7

Filippus bracht Natanael naar Jezus, die de oprechte twijfelaar welwillend aankeek en zei: ‘Ziedaar een echte Israeliet, in wie geen bedrog is. Volg mij.’ Natanael keerde zich tot Filippus en zei: ‘Je hebt gelijk. Hij is inderdaad een meester der mensen. Ik zal hem ook volgen, indien ik waardig ben dat te doen.’ En Jezus knikte Natanael toe en zei opnieuw: ‘Volg mij.’

137:2.8

Jezus had nu de helft van zijn toekomstige korps van nauw met hem verbonden medewerkers bijeengebracht, vijf die hem al enige tijd kenden en één vreemdeling, Natanael. Zonder verder uitstel staken ze de Jordaan over en bereikten, via het dorp Naïn, laat in de avond Nazaret.

137:2.9

Ze overnachtten allen bij Jozef in het huis waar Jezus zijn jongenstijd had doorgebracht. De metgezellen van Jezus hadden er geen idee van waarom hun nieuw gevonden leraar er zo op gebrand was ieder spoor te vernietigen van teksten die hij had opgeschreven en die nog op verschillende plaatsen in het huis hingen, zoals de Tien Geboden en andere motto’s en gezegden. Doch deze handeling, gevoegd bij het feit dat zij hem later nooit zagen schrijven—behalve in het stof of in het zand—maakte een diepe indruk op hen.


◄ 137:1
 
137:3 ►