◄ 136:7
Verhandeling 136
136:9 ►

De doop en de veertig dagen

8. De vierde beslissing

136:8.1

Het volgende grote probleem waarmee deze God-mens worstelde en waarin hij kort daarna een beslissing nam in overeenstemming met de wil van de Vader in de hemel, had betrekking op de vraag of hij iets van zijn bovenmenselijke krachten zou gebruiken om de aandacht te trekken van, en aanhang te verkrijgen onder zijn medemensen. Moest hij op enigerlei wijze zijn universele krachten gebruiken om het hunkeren van de Joden naar het spectaculaire en het wonderbaarlijke te bevredigen? Hij besloot dit niet te doen. Hij besloot een gedragslijn te volgen waardoor al dergelijke praktijken om zijn zending onder de aandacht der mensen te brengen, werden uitgesloten. En hij hield zich consequent aan deze grote beslissing. Zelfs toen hij de manifestatie van talrijke tijd-verkortende vormen van barmhartigheidsbetoon toeliet, drukte hij de ontvangers van zijn genezend dienstbetoon bijna zonder uitzondering op het hart om niemand iets te zeggen over de weldaden die zij ontvangen hadden. En altijd weigerde hij in te gaan op de honende uitdaging van zijn vijanden ‘om ons een teken te laten zien’ als bewijs en demonstratie van zijn goddelijkheid.

136:8.2

Jezus voorzag zeer wijselijk dat mirakuleuze daden en het verrichten van wonderen slechts uiterlijke trouw teweeg zouden brengen door het imponeren van het materiële bewustzijn; zulke verrichtingen zouden God niet openbaren noch de mensen redden. Hij weigerde om alleen maar een wonderdoener te worden. Hij besloot dat hij zich met maar één taak zou bezighouden—het vestigen van het koninkrijk des hemels.

136:8.3

Gedurende deze hele uiterst belangrijke dialoog die Jezus met zichzelf voerde, speelde ook het menselijke element van het stellen van vragen en bijna-twijfelen een rol, want Jezus was zowel mens als God. Het was duidelijk dat de Joden hem nooit als Messias zouden aanvaarden als hij geen wonderen verrichtte. Bovendien zou zijn menselijke bewustzijn, indien hij erin zou toestemmen een enkel bovennatuurlijk ding te doen, zeker weten dat het ondergeschikt was aan een waarlijk goddelijk bewustzijn. Zou het stroken met ‘de wil van de Vader’ als het goddelijke bewustzijn deze concessie deed aan de twijfelende natuur van het menselijke bewustzijn? Jezus besliste dat dit niet het geval zou zijn en voerde de tegenwoordigheid van de Gepersonaliseerde Richter aan als voldoende bewijs voor zijn goddelijkheid in partnerschap met zijn menselijkheid.

136:8.4

Jezus had veel gereisd: hij herinnerde zich Rome, Alexandrië en Damascus. Hij kende de methoden van de wereld, hij wist hoe mensen hun doel bereikten in politiek en handel door compromissen en diplomatie. Zou hij deze kennis benutten om zijn missie op aarde te bevorderen? Neen! Hij besloot bij het vestigen van het koninkrijk eveneens om geen enkel compromis aan te gaan met de wijsheid van de wereld en de invloed van de rijkdom. Hij verkoos opnieuw zich uitsluitend op de wil van de Vader te verlaten.

136:8.5

Jezus was zich ten volle bewust van de kortere wegen die openstonden voor iemand van zijn krachten. Hij kende vele manieren waardoor de aandacht van het volk, en van de gehele wereld, ogenblikkelijk op hem gericht konden worden. Spoedig zou het Paasfeest gevierd worden te Jeruzalem: de stad zou overvol zijn met bezoekers. Hij zou de top van de tempel kunnen beklimmen en er voor de ogen van de verbijsterde menigte af kunnen stappen en in de lucht gaan lopen: dit zou de soort Messias zijn waarnaar ze uitzagen. Maar daarna zou hij ze teleurstellen, aangezien hij niet gekomen was om Davids troon te herstellen. En hij wist dat de Caligastia-methode om te trachten vooruit te lopen op de natuurlijke, langzame, maar zekere manier om het goddelijke doel te bereiken, nutteloos was. Opnieuw boog de Zoon des Mensen zich gehoorzaam voor de manier van de Vader, de wil van de Vader.

136:8.6

Jezus verkoos het koninkrijk der hemelen in de harten der mensenkinderen te vestigen door middel van natuurlijke, gewone, moeilijke en veel vergende methoden, dezelfde werkwijzen als zijn kinderen op aarde later moesten volgen in hun werk voor de groei en uitbreiding van dat hemelse koninkrijk. De Zoon des Mensen wist immers heel goed dat velen van de kinderen van alle eeuwen ‘door vele verdrukkingen het koninkrijk zouden binnengaan.’ Jezus onderging nu de grote test van de geciviliseerde mens: het bezitten van macht en het standvastig weigeren deze voor louter zelfzuchtige of persoonlijke doeleinden te gebruiken.

136:8.7

Wanneer ge het leven en de ervaring van de Zoon des Mensen overweegt, dient ge steeds in gedachten te houden dat de Zoon van God geïncarneerd was in het bewustzijn van een mens van de eerste eeuw, niet in het bewustzijn van een sterveling van de twintigste of een andere eeuw. Hiermee willen wij zeggen dat de menselijke gaven van Jezus op natuurlijke wijze verkregen waren. Hij was het product van de factoren van erfelijkheid en milieu van zijn tijd, plus de invloed van zijn opleiding en opvoeding. Zijn menszijn was echt, natuurlijk, geheel voortgekomen uit de antecedenten van, en gevoed door, het daadwerkelijke intellectuele niveau en de sociale en economische toestand van die tijd en generatie. Hoewel er in de ervaring van deze God-mens steeds de mogelijkheid bestond dat het goddelijke bewustzijn boven het menselijke verstand uit zou gaan, was het niettemin zo dat wanneer en terwijl zijn menselijke bewustzijn functioneerde, het werkte als een echt sterfelijk bewustzijn onder de omstandigheden van zijn menselijke omgeving van die tijd.

136:8.8

Jezus maakte aan alle werelden van zijn uitgestrekte universum duidelijk, hoe dwaas het was om kunstmatige situaties te creëren met het doel willekeurig gezag ten toon te spreiden, of om zichzelf toe te staan buitengewone macht uit te oefenen teneinde morele waarden te versterken of de geestelijke vooruitgang te verhaasten. Jezus besloot dat hij zijn missie op aarde niet zou lenen voor een herhaling van de teleurstelling van de regering van de Maccabeeën. Hij besloot dat hij zich niet zou verlagen tot het gebruik van zijn goddelijke eigenschappen om onverdiende populariteit of politiek aanzien te krijgen. Hij wilde niet gedogen dat zijn goddelijke, scheppende energie werd omgezet in nationale macht of internationaal prestige. Jezus van Nazaret weigerde een compromis aan te gaan met het kwaad, en nog sterker, om zich in te laten met zonde. Triomfantelijk stelde de Meester trouw aan de wil van zijn Vader boven elke andere aardse en tijdelijke overweging.


◄ 136:7
 
136:9 ►