◄ 133:6
Verhandeling 133
133:8 ►

De terugreis uit Rome

7. Het verblijf op Cyprus—het gesprek over bewustzijn

133:7.1

Kort daarna gingen de reizigers onder zeil naar Cyprus, waarbij zij ook Rhodos aandeden. Ze genoten van hun lange reis over het water en kwamen lichamelijk uitgerust en geestelijk verkwikt aan op het eiland dat het doel was van hun reis.

133:7.2

Ze waren van plan een tijd werkelijk rust te nemen en zich te ontspannen tijdens dit bezoek aan Cyprus, daar hun Middellandse Zee-reis zijn einde begon te naderen. Ze gingen te Paphos aan land en begonnen meteen voorraden in te slaan voor een verblijf van verscheidene weken in de bergen daar in de omgeving. Op de derde dag na hun aankomst gingen ze met hun zwaarbeladen lastdieren op weg naar de heuvels.

133:7.3

Gedurende twee weken genoot het drietal zeer, maar toen werd de jonge Ganid zonder enig voorteken plotseling ernstig ziek. Twee weken lang had hij hoge koorts en vaak ijlde hij; Jezus en Gonod hadden beiden hun handen vol aan de verpleging van de zieke jongen. Jezus zorgde op bekwame en tedere wijze voor de jongen, en de vader verbaasde zich over de zachtheid en ook de bedrevenheid die in al zijn zorg voor de jeugdige zieke aan de dag trad. Ze waren ver van de bewoonde wereld en de jongen was te ziek om vervoerd te worden; vandaar dat ze zich er zo goed mogelijk op inrichtten hem daar in de bergen met verpleging weer gezond te laten worden.

133:7.4

Gedurende de drie weken waarin Ganid herstellende was, vertelde Jezus hem vele interessante dingen over de natuur en haar verschillende luimen. En ze hadden veel plezier terwijl ze in de bergen wandelden en de jongen vragen stelde, Jezus deze beantwoordde, en de vader zich over dit alles verwonderde.

133:7.5

In de laatste week van hun verblijf in de bergen hadden Jezus en Ganid een lang gesprek over de functies van het bewustzijn van de mens. Nadat dit gesprek reeds uren had geduurd, stelde de jongen de volgende vraag: ‘Maar Meester, wat bedoelt u als u zegt dat de mens een hogere vorm van zelf-bewustzijn ervaart dan de hogere diersoorten?’ In bewoordingen van de huidige tijd weergegeven antwoordde Jezus:

133:7.6

Zoon, ik heb je reeds veel verteld over het bewustzijn van de mens en de goddelijke geest die daarin woont, maar nu wil ik er de nadruk op leggen dat zelf-bewustheid een realiteit is. Wanneer enig dier zich bewust wordt van zichzelf, wordt het een primitief mens. Het bereiken van zulke zelf-bewustheid is het resultaat van een functionele coördinatie van onpersoonlijke energie en geest-concipiërend bewustzijn, en dit verschijnsel nu rechtvaardigt de schenking van een absoluut middelpunt voor de menselijke persoonlijkheid, de geest van de Vader in de hemel.

133:7.7

Ideeën zijn niet alleen maar de registratie van gewaarwordingen; ideeën zijn gewaarwordingen plus de reflectieve interpretaties daarvan door het persoonlijke zelf; en het zelf is meer dan de som van iemands gewaarwordingen. Er begint iets als een benadering van eenheid te komen in een zich ontwikkelende zelfheid en die eenheid dankt zijn ontstaan aan de inwonende tegenwoordigheid van een deel der absolute eenheid, dat zulk een zelf-bewust denken van dierlijke afstamming geestelijk activeert.

133:7.8

Geen enkel wezen dat alleen maar een dier is, zou een tijd-zelf-bewustheid kunnen bezitten. Dieren bezitten een fysiologische coördinatie van een onderling verbonden gewaarwording-onderkenning en de herinnering daaraan, maar geen enkel dier ervaart een betekenisvolle herkenning van gewaarwording, of vertoont een doelgerichte associatie van deze gecombineerde fysische ervaringen, zoals wordt gemanifesteerd in de gevolgtrekkingen in intelligente, overdachte interpretaties van de mens. Dit feit van zijn zelf-bewuste bestaan, in samenhang met de werkelijkheid van zijn latere geestelijke ervaring, stempelt de mens tot een potentiële zoon van het universum en is een voorafschaduwing van zijn uiteindelijke bereiken van de Allerhoogste Eenheid van het universum.

133:7.9

Het menselijke zelf is ook niet alleen de optelsom van zijn achtereenvolgende staten van bewustzijn. Zonder het doelmatig functioneren van een sorteerder van het bewustzijn die daar tevens associaties tot stand brengt, zou er geen voldoende eenheid bestaan die de aanduiding van zelfheid zou rechtvaardigen. Een dergelijk, niet tot eenheid gekomen bewustzijn kan moeilijk de bewuste niveaus bereiken van de menselijke status. Indien de associaties in het bewustzijn alleen maar van toevallige aard zouden zijn, zou het bewustzijn van alle mensen de onbeheerste en lukrake associaties vertonen van bepaalde fasen van krankzinnigheid.

133:7.10

Een menselijk bewustzijn dat alleen zou zijn opgebouwd uit de bewustheid van fysische gewaarwordingen, zou nooit geestelijke niveaus kunnen bereiken; dit soort materieel bewustzijn zou alle gevoel voor morele waarden missen en zou geen richtinggevend besef hebben van geestelijke dominantie, hetgeen van zulk wezenlijk belang is om in de tijd harmonische eenheid van de persoonlijkheid te verwerven, en onafscheidelijk is verbonden met de overleving van de persoonlijkheid in de eeuwigheid.

133:7.11

Het menselijke bewustzijn begint al vroeg kwaliteiten te manifesteren die boven het materiële uitgaan; het menselijke verstand dat echt nadenkt, is niet in alle opzichten gebonden aan de grenzen van de tijd. Dat individuele personen zo verschillen in hetgeen zij in hun leven tot stand brengen, vormt niet slechts een aanwijzing voor het feit dat zij verschillen in erfelijke gaven en verschillende invloeden van de omgeving ondergaan, maar ook van de mate van eenheid die door het zelf bereikt is met de inwonende geest van de Vader, de mate van identificatie van de een met de ander.

133:7.12

Het menselijke bewustzijn is niet goed bestand tegen het conflict dat uit trouw aan twee heren voortkomt. De ervaring van het pogen om zowel het goede als het kwade te dienen, brengt de ziel in hevige spanning. Het bewustzijn dat in hoge mate gelukkig is en een doeltreffende eenheid vertoont, is het bewustzijn dat zich geheel gewijd heeft aan het doen van de wil van de Vader in de hemel. Onopgeloste conflicten doen de eenheid teniet en kunnen eindigen in een gespleten bewustzijn. Maar het overlevingskarakter van een ziel is er niet mee gebaat wanneer men tracht tot iedere prijs gemoedsrust te verkrijgen door nobele aspiraties op te geven en door te schipperen met geestelijke idealen; deze gemoedsrust wordt veeleer bereikt door het vastberaden staande houden dat datgene wat waar is zal triomferen, en deze overwinning wordt bereikt door het kwade te overwinnen met de machtige kracht van het goede.

133:7.13

De volgende dag reisden ze af naar Salamis, waar ze zich inscheepten naar Antiochië, aan de kust van Syrië.


◄ 133:6
 
133:8 ►