Een zekere rijke man, een Romeins burger en Stoïcijn, kreeg grote belangstelling voor het onderricht van Jezus toen hij door Angamon aan hem was voorgesteld. Na vele vertrouwelijke gesprekken vroeg deze rijke burger wat Jezus met rijkdom zou doen indien hij deze zou bezitten, en Jezus antwoordde hem: ‘Ik zou materiële rijkdom besteden aan de verheffing van het materiële leven, zoals ik kennis, wijsheid en geestelijk dienstbetoon ten goede zou laten komen aan de verrijking van het intellectuele leven, de veredeling van het sociale leven en de bevordering van het geestelijke leven. Ik zou materiële rijkdom beheren als een wijze, effectieve bewindvoerder over de hulpbronnen van de ene generatie ten behoeve van het welzijn en de veredeling van de volgende en latere generaties.’
De rijke man was evenwel niet geheel tevreden met Jezus’ antwoord. Hij nam de vrijheid om opnieuw te vragen: ‘Maar wat zou een man in mijn positie naar uw mening moeten doen met zijn rijkdom? Moet ik deze houden of moet ik deze weggeven?’ Toen Jezus zag dat hij werkelijk meer wilde weten over de waarheid inzake zijn loyaliteit aan God en zijn verplichting jegens de mensen, gaf hij hem een uitvoeriger antwoord: ‘Goede vriend, ik merk dat ge een oprecht zoeker zijt naar wijsheid en eerlijk de waarheid liefhebt; daarom wil ik u mijn zienswijze voorleggen inzake de oplossing van uw problemen die te maken hebben met de verantwoordelijkheden van rijkdom. Ik doe dit omdat ge gevraagd hebt om mijn raad, en bij het geven van dit advies houd ik mij niet bezig met de rijkdom van andere rijke mensen; ik geef dit advies uitsluitend aan u en als een persoonlijk richtsnoer voor u. Indien ge eerlijk uw rijkdom wilt zien als iets dat u is toevertrouwd, indien ge werkelijk een wijze, efficiënte rentmeester van uw vergaarde rijkdom wilt worden, dan zou ik u aanraden de volgende analyse te maken van de bronnen van uw rijkdom. Vraag uzelf—en doe uw best om een eerlijk antwoord te vinden—waar is deze rijkdom vandaan gekomen? En om u te helpen bij het zoeken naar de bronnen van uw grote fortuin, zou ik u willen voorstellen om de tien volgende, verschillende methoden om materiële rijkdom te vergaren, in gedachten te houden:
‘1. geërfde rijkdom—rijkdommen verkregen van ouders en voorouders;
‘2. ontdekte rijkdom—rijkdommen ontleend aan de niet ontwikkelde hulpbronnen van moeder aarde;
‘3. rijkdom uit handel—rijkdommen verkregen als eerlijke winst bij het uitwisselen van en het handel drijven in materiële goederen;
‘4. oneerlijke rijkdom—rijkdommen verkregen door de oneerlijke exploitatie of het in slavernij houden van de medemens;
‘5. rijkdom uit interest—inkomen verkregen door het billijk en rechtmatig benutten van de mogelijkheden om met geïnvesteerd kapitaal te verdienen;
‘6. rijkdom door geniale gaven—rijkdommen die voortkomen uit de beloning van de creatieve en inventieve gaven van het menselijke verstand;
‘7. toevallig verkregen rijkdom—rijkdom ontleend aan de vrijgevigheid van uw medemensen, of die hun oorsprong hebben in uw levensomstandigheden;
‘8. gestolen rijkdom—verkregen door onbillijkheid, oneerlijkheid, diefstal of bedrog;
‘9. fondsen die ge beheert—rijkdommen die u ter hand zijn gesteld door uw medemensen voor een specifiek doel, nu of in de toekomst;
‘10. verdiende rijkdom—rechtstreeks afkomstig uit uw eigen persoonlijke arbeid, de billijke en rechtmatige beloning voor uw eigen dagelijkse inspanningen van verstand en lichaam.
‘En dus, vriend, indien ge een trouwe en rechtvaardige rentmeester wilt zijn over uw grote fortuin, voor God en in dienstbaarheid aan de mensen, moet ge uw grote fortuin bij benadering in deze tien hoofdcategorieën splitsen en er vervolgens toe overgaan om ieder deel te beheren in overeenstemming met de wijze en eerlijke interpretatie van de wetten der rechtvaardigheid, onpartijdigheid, billijkheid en ware doeltreffendheid; ofschoon de God des hemels u niet zal veroordelen wanneer ge u in twijfelachtige gevallen soms zoudt vergissen door uit barmhartigheid en onzelfzuchtigheid extra consideratie te hebben voor de ellende van de lijdende slachtoffers van de onfortuinlijke omstandigheden in het leven van stervelingen. Wanneer ge eerlijk twijfelt inzake de billijkheid en juistheid van materiële situaties, beslis dan ten gunste van hen die in nood verkeren, ten gunste van hen die het ongeluk hebben te lijden onder onverdiende ontberingen.’
Na deze zaken verscheidene uren lang te hebben besproken, gaf Jezus, in antwoord op het verzoek van de rijke man om meer gedetailleerde instructies, een nadere toelichting op zijn advies en zei, kort samengevat: ‘Ik wil u wel meer suggesties aan de hand doen om uw instelling ten opzichte van rijkdom te bepalen, maar ik zou u daarbij willen adviseren mijn raad aan te nemen als alleen aan u gegeven, en als een leidraad voor u persoonlijk. Ik spreek alleen maar namens mijzelf, en tot u als een vriend die om raad vraagt. Ik raad u ten sterkste andere mensen niet voor te schrijven hoe zij tegenover hun rijkdom moeten staan. U zou ik als volgt willen adviseren:
‘1.Als rentmeester over geërfde rijkdom moet ge de bronnen ervan in overweging nemen. Ge hebt de morele verplichting om de vorige generatie te vertegenwoordigen bij de eerlijke overdracht van wettig verkregen rijkdom aan volgende generaties, na aftrek van een billijk aandeel ten behoeve van de huidige generatie. Maar ge zijt niet verplicht om ook maar enige oneerlijkheid of ongerechtigheid te laten voortbestaan, wanneer deze aan de opeenstapeling van rijkdom door uw voorouders zou kleven. Elk deel van uw geërfde rijkdom dat door bedrog of oneerlijkheid verkregen blijkt te zijn, moogt ge uitgeven overeenkomstig uw overtuigingen inzake rechtmatigheid, generositeit en restitutie. Wat daarna overblijft van uw rechtmatig geërfde rijkdom moogt ge naar billijkheid gebruiken en als bewindvoerder van de ene generatie veilig overdragen aan de volgende. Ge dient u te laten leiden door een verstandig onderscheidingsvermogen en een gezond oordeel bij uw beslissingen met betrekking tot het vermaken van uw rijkdommen aan uw nabestaanden.
‘2.Ieder die rijkdom bezit tengevolge van ontdekkingen, moet bedenken dat één mens maar korte tijd op aarde kan leven, en behoort daarom geëigende en voldoende voorzieningen te treffen, zodat het grootst mogelijke aantal van zijn medemensen op nuttige wijzen in deze ontdekkingen kan delen. De ontdekker moet niet alle beloning worden ontzegd voor de inspanningen waarmee zijn ontdekking gepaard is gegaan, maar ook moet hij zich niet egoïstisch het recht aanmatigen op alle voordelen en zegeningen die kunnen voortkomen uit het aan de dag brengen van de opgetaste hulpbronnen der natuur.
‘3.Zolang de mensen verkiezen om de zaken van de wereld te regelen door middel van handel en ruilhandel, hebben zij recht op een billijke, rechtmatige winst. Iedere handelaar verdient een beloning voor zijn diensten; de koopman heeft recht op zijn loon. Billijkheid in de handel en de eerlijke behandeling van de medemens in het georganiseerde zakenleven in de wereld, kunnen vele verschillende soorten van rijkdom uit winst doen ontstaan, en al deze bronnen van rijkdom moeten worden beoordeeld volgens de hoogste beginselen van gerechtigheid, eerlijkheid en billijkheid. De eerlijke handelaar behoeft niet te aarzelen om dezelfde winst te nemen die hij met genoegen een medehandelaar zou gunnen in een gelijksoortige transactie. Hoewel dit soort rijkdom niet identiek is met individueel verdiend inkomen wanneer er op grote schaal zaken worden gedaan, geeft zulke eerlijk vergaarde rijkdom de bezitter toch een aanzienlijk recht om te beslissen inzake de latere verdeling.
‘4.Geen enkele sterveling die God kent en tracht zijn wil te doen, kan zich verlagen om zich bezig te houden met onderdrukking door rijkdom. Geen enkel nobel mens zal ernaar streven zich rijkdommen te vergaren en door die rijkdom meer macht te verkrijgen, wanneer dit inhoudt dat hij te dien einde zijn medebroeders op aarde moet knechten of op niet faire wijze moet uitbuiten. Rijkdom is een morele vloek en een geestelijke schandvlek indien zij gewonnen is door het zweet van verdrukte stervelingen. Al dergelijke rijkdommen behoren te worden teruggegeven aan hen die ervan zijn beroofd, of aan hun kinderen en kleinkinderen. Een duurzame beschaving kan niet worden gegrond op de praktijk om de arbeider zijn loon afhandig te maken.
‘5.Eerlijk kapitaal heeft recht op interest. Zolang de mensen lenen en uitlenen mag men een billijke rente vragen, mits het uitgeleende kapitaal rechtmatige rijkdom is. Zuiver eerst uw kapitaal voordat ge aanspraak maakt op interest. Word niet zo kleinzielig en inhalig dat ge u zoudt vernederen tot woekerpraktijken. Sta uzelf nooit toe zo zelfzuchtig te worden, dat ge de macht van het geld gebruikt om voor uzelf oneerlijk voordeel te behalen op uw worstelende medemensen. Geef niet toe aan de verleiding om woekerrente te vragen van een broeder die in financiële moeilijkheden verkeert.
‘6.Indien ge toevallig rijkdom verwerft door ingenieuze invallen, indien uw rijkdommen hun ontstaan danken aan de beloning voor inventieve gaven, leg dan niet beslag op een onbillijk deel van deze beloning. Het genie is zowel aan zijn voorgeslacht als aan zijn nageslacht iets verschuldigd; voor zijn inventieve ontdekkingen is hij eveneens verplicht aan zijn volk, zijn natie en de omstandigheden; hij dient ook te bedenken dat hij als mens onder de mensen heeft gearbeid en zijn uitvindingen heeft uitgewerkt. Het zou echter even onrechtvaardig zijn om het genie te beroven van al zijn vermogensaanwas. En het zal altijd onmogelijk blijven voor de mensen om regels en voorschriften te maken die gelijkelijk toepasselijk zijn voor alle problemen die zich kunnen voordoen bij het billijk verdelen van rijkdom. Ge moet de mens eerst erkennen als uw broeder en indien ge eerlijk het voornemen koestert om hem te behandelen zoals ge wilt dat hij u zou behandelen, zullen de gewone regels der rechtvaardigheid, eerlijkheid en billijkheid u wel leiden bij de juiste en onpartijdige oplossing van ieder probleem dat zich met betrekking tot economische beloning en sociale gerechtigheid steeds weer kan voordoen.
‘7. Niemand moet voor zich persoonlijk aanspraak maken op de rijkdom die hem door de tijd en het toeval in handen valt, behalve op het welverdiende, gerechtvaardigde loon voor het beheer ervan. Toevallige rijkdom moet men enigszins beschouwen als een vermogen dat men onder zijn hoede heeft en dat besteed moet worden ten behoeve van het welzijn van de sociale of economische groep waartoe men behoort. Aan de bezitters van zulk een vermogen dient de zwaarste stem te worden toegekend in beslissingen inzake de wijze en doeltreffende verdeling van zulke niet-verdiende hulpbronnen. De geciviliseerde mens zal niet altijd alles waarover hij kan beschikken, blijven beschouwen als zijn persoonlijke, particuliere bezit.
‘8.Indien enig deel van uw fortuin welbewust door bedrog is verkregen; indien ook maar iets van uw vermogen is vergaard door oneerlijke praktijken of onbehoorlijke methoden; indien uw rijkdom het product is van onrechtmatig zakendoen met uw medemensen, haast u dan al deze op laakbare wijze verkregen verdiensten terug te geven aan de rechtmatige eigenaren. Geef volledige compensatie en zuiver aldus uw fortuin van alle oneerlijke rijkdom.
‘9.Het beheer over een vermogen dat een mens ten behoeve van het welzijn van anderen voert, is een ernstige, heilige verantwoordelijkheid. Neem geen risico’s met zulk een beheer en breng het niet in gevaar. Neem voor uzelf van een toevertrouwd vermogen alleen dat af wat ieder eerlijk mens u zou toestaan.
‘10.Dat gedeelte van uw fortuin dat de verdiensten door uw eigen mentale en fysieke inspanning vormt, is—indien uw arbeid in billijkheid en rechtmatigheid is verricht—echt van uzelf. Niemand kan u het recht betwisten dit vermogen te bezitten en te gebruiken naar het u goeddukt, mits de uitoefening van dit recht uw medemensen geen kwaad berokkent.’
Toen Jezus zijn raadgevingen aan deze vermogende Romein had beëindigd, stond deze van zijn rustbank op, nam afscheid voor de nacht, en legde daarbij de volgende belofte af: ‘Goede vriend, ik zie dat ge een man van grote wijsheid en goedheid zijt, en morgen begin ik mijn gehele vermogen overeenkomstig uw raadgevingen te beheren.’