◄ 13:2
Verhandeling 13
13:4 ►

De heilige werelden van het Paradijs

3. De heilige werelden van de Eeuwige Zoon

13:3.1

De zeven lichtende werelden van de Eeuwige Zoon zijn de werelden van de zeven fasen van het pure-geest-bestaan. Deze stralende hemellichamen zijn de bron van het drievoudige licht van het Paradijs en Havona, want hun invloed is grotendeels, doch niet geheel, beperkt tot het centrale universum.

13:3.2

Persoonlijkheid is niet aanwezig op deze satellieten van het Paradijs; daarom valt er maar weinig over deze pure-geest-verblijven te vertellen aan sterfelijke, materiële persoonlijkheden. Ons is geleerd dat deze werelden vol zijn van wezens van de Eeuwige Zoon wier leven anders-dan-persoonlijk is. Wij leiden hieruit af dat deze entiteiten bijeengebracht worden om te gaan dienen in de ontworpen nieuwe universa in de buiten-ruimte. De filosofen van het Paradijs zijn van mening dat iedere cyclus van het Paradijs, ongeveer twee miljard jaar Urantia-tijd, getuige is van de schepping van aanvullende reserves van deze orden op de geheime werelden van de Eeuwige Zoon.

13:3.3

V oorzover ik ben ingelicht, is er nooit een persoonlijkheid op een van deze werelden van de Eeuwige Zoon geweest. Gedurende mijn gehele lange ervaring binnen en buiten het Paradijs is mij nooit opgedragen om een van deze werelden te bezoeken. Zelfs de persoonlijkheden van wie de Eeuwige Zoon de medeschepper is, gaan niet naar deze werelden. Wij concluderen hieruit dat alle soorten onpersoonlijke geesten—ongeacht hun afstamming—tot deze geest-thuiswerelden worden toegelaten. Daar ik een persoon ben en een geest-gedaante heb, zou zo’n wereld mij ongetwijfeld leeg en verlaten voorkomen, zelfs indien mij zou worden toegestaan daar een bezoek te brengen. Hoge geest-persoonlijkheden gevoelen echter geen neiging om doelloze nieuwsgierigheid of geheel nutteloze avontuurlijkheid te bevredigen. Wij beleven te allen tijde teveel boeiend en zinvol avontuur dan dat wij ons kunnen permitteren grote belangstelling te ontwikkelen voor projecten die hetzij nutteloos, hetzij onwerkelijk zijn.


◄ 13:2
 
13:4 ►