◄ 128:6
Verhandeling 128
129:0 ►

Jezus als jongeman

7. Het zesentwintigste jaar (A.D. 20)

128:7.1

Bij de aanvang van dit jaar werd Jezus van Nazaret zich er sterk van bewust dat hij in het bezit was van een breed gamma aan potentiële macht. Maar hij was er eveneens geheel van overtuigd dat deze macht niet gebruikt moest worden door zijn persoonlijkheid als de Zoon des Mensen, althans niet zo lang zijn uur nog niet gekomen was.

128:7.2

In deze tijd dacht hij veel, maar sprak hij weinig over zijn relatie met zijn Vader in de hemel. En de eindconclusie van al dit nadenken bracht hij eens onder woorden in zijn gebed op de top van de heuvel, toen hij zei: ‘Wie ik ook moge zijn, en welke macht ik ook al of niet zal mogen uitoefenen, ik heb mij altijd onderworpen en zal mij altijd onderwerpen aan de wil van mijn Paradijs-Vader.’ Toch was het, wanneer deze man door Nazaret liep, op weg naar of komend van zijn werk, letterlijk waar—en wel met betrekking tot een geweldig uitgestrekt universum—dat ‘in hem alle schatten van wijsheid en kennis waren verborgen.’

128:7.3

Dit hele jaar verliepen de aangelegenheden van de familie soepel, behalve waar het Judas betrof. Jarenlang had Jakobus moeilijkheden met zijn jongste broer die geen zin had om aan het werk te gaan en op wie ook niet gerekend kon worden voor een bijdrage in de onkosten van het gezin. Hoewel hij thuis bleef wonen, was hij niet erg consciëntieus wat betreft het verdienen van zijn aandeel in het onderhoud van het gezin.

128:7.4

Jezus was een vredelievend man en telkens weer werd hij in verlegenheid gebracht door de strijdlustige daden en vele patriottische uitbarstingen van Judas. Jakobus en Jozef waren er voor hem het huis uit te zetten, maar daar wilde Jezus niet in toestemmen. Als hun geduld zwaar op de proef gesteld werd, gaf Jezus hun alleen maar de raad: ‘Heb geduld. Wees verstandig in je raadgevingen en welsprekend in je leven, zodat jullie jongere broer eerst de betere weg kan leren kennen en zich daarna gedwongen zal voelen jullie daarop te volgen.’ De verstandige, liefdevolle raad van Jezus voorkwam een breuk in het gezin: ze bleven bij elkaar. Maar ze kregen Judas nooit zover dat hij zijn nuchtere verstand ging gebruiken; dat gebeurde pas na zijn huwelijk.

128:7.5

Maria sprak zelden over de toekomstige missie van Jezus. Iedere keer als dit onderwerp ter sprake kwam, antwoordde Jezus slechts: ‘Mijn uur is nog niet gekomen.’ Jezus had zijn moeilijke taak om zijn familie te leren wennen niet meer afhankelijk te zijn van zijn onmiddellijke, persoonlijke tegenwoordigheid, bijna voltooid. Hij maakte zich in snel tempo gereed voor de dag dat hij op harmonieuze wijze dit thuis in Nazaret kon verlaten om aan het meer actieve voorspel te beginnen tot zijn werkelijke dienstbetoon aan de mensen.

128:7.6

Houdt altijd het feit voor ogen dat Jezus in zijn zevende zelfschenking de primaire opdracht had zich de ervaring van de geschapen mens eigen te maken, het verwerven van de soevereiniteit over Nebadon. En bij het vergaren van deze ervaring gaf hij ook de allerhoogste openbaring van de Paradijs-Vader aan Urantia en aan zijn gehele plaatselijke universum. In samenhang met deze doeleinden nam hij ook op zich de gecompliceerde aangelegenheden van deze planeet te ontwarren, voorzover deze in verband stond met de rebellie van Lucifer.

128:7.7

Dit jaar had Jezus meer vrije tijd dan gewoonlijk, en hij besteedde een groot deel hiervan aan het opleiden van Jakobus voor het beheer van de reparatiewerkplaats en van Jozef voor de leiding van de zaken thuis. Maria voelde wel aan dat hij zich gereedmaakte om hen te verlaten. Hen verlaten om waarheen te gaan? Om wat te gaan doen? Zij had de gedachte dat Jezus de Messias zou zijn, al bijna laten varen. Ze kon hem niet begrijpen: ze kon haar eerstgeboren zoon eenvoudig niet doorgronden.

128:7.8

Jezus bracht dit jaar veel tijd door met de individuele leden van zijn familie. Hij nam hen vaak mee op lange wandelingen de heuvel op en door de landelijke omgeving. Vóór de oogst nam hij Judas mee naar de oom die boer was ten zuiden van Nazaret, maar na de oogst bleef Judas er niet lang. Hij liep weg en Simon vond hem later bij de vissers aan het meer. Toen Simon hem naar huis terugbracht, besprak Jezus de zaken met de weggelopen jongen en aangezien deze visser wilde worden, ging Jezus met hem naar Magdala en vertrouwde hem toe aan de zorg van een visser die familie van hen was; vanaf die tijd werkte Judas tamelijk goed en regelmatig tot aan zijn trouwen, en na zijn huwelijk bleef hij visser.

128:7.9

Eindelijk was de dag gekomen dat alle broers van Jezus hun beroep hadden gekozen en daarin werkzaam waren. De omstandigheden waren nu zo, dat Jezus het ouderlijk huis kon verlaten.

128:7.10

In november vond er een dubbele bruiloft plaats. Jakobus en Esta, en Mirjam en Jacob trouwden. Het was waarlijk een blijde gebeurtenis. Zelfs Maria was opnieuw gelukkig, behalve zo nu en dan wanneer zij zich realiseerde dat Jezus zich gereedmaakte om weg te gaan. Zij ging gebukt onder de last van een grote onzekerheid: als Jezus nu maar eens wilde gaan zitten en alles vrijelijk met haar wilde bepraten, zoals hij vroeger als jongen deed, maar hij bleef constant onmededeelzaam; hij bewaarde een diep stilzwijgen over de toekomst.

128:7.11

Jakobus en zijn bruid, Esta, trokken in een keurig klein huis aan de westelijke kant van de stad, het geschenk van haar vader. Hoewel Jakobus het huis van zijn moeder bleef ondersteunen, werd zijn bijdrage gehalveerd vanwege zijn huwelijk, en Jozef werd door Jezus formeel geïnstalleerd als hoofd van het gezin. Judas zond nu trouw iedere maand zijn geldelijke bijdrage naar huis. De huwelijken van Jakobus en Mirjam hadden op Judas een zeer gunstige invloed, en toen hij de dag na de dubbele trouwpartij weer naar het viswater vertrok, verzekerde hij Jozef dat deze er op kon rekenen dat hij ‘zijn verplichting ten volle zou nakomen, en zo nodig meer dan dat.’ En hij kwam zijn belofte na.

128:7.12

Mirjam woonde in het huis van Jacob, naast dat van Maria, want Jacob senior was ter ruste gelegd bij zijn vaderen. Marta nam nu thuis de plaats van Mirjam in en nog voor het eind van het jaar werkte de nieuwe regeling al soepel.

128:7.13

De dag na deze dubbele bruiloft hield Jezus een belangrijke bespreking met Jakobus. Hij vertelde Jakobus vertrouwelijk dat hij voorbereidingen trof om het huis te verlaten. Hij droeg aan Jakobus het volle eigendom van de reparatiewerkplaats over, deed formeel en plechtig afstand van zijn positie als hoofd van het huis van Jozef, en maakte op ontroerende wijze zijn broer Jakobus ‘hoofd en beschermer van het huis van mijn vader.’ Hij stelde een geheime overeenkomst op die zij beiden ondertekenden en waarin werd bepaald dat tegenover de schenking van de reparatiewerkplaats, Jakobus voortaan de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de familie op zich zou nemen, en dat daardoor Jezus van alle verdere verplichtingen in deze zaken zou zijn ontslagen. Nadat het contract was getekend en het budget zo was geregeld dat in de feitelijke uitgaven van de familie voorzien kon worden zonder enige bijdrage van Jezus, zei Jezus tot Jakobus: ‘Maar, zoon, ik zal doorgaan je iedere maand iets te sturen totdat mijn uur gekomen zal zijn, maar wat ik je stuur, dient naar de eisen van de omstandigheden door jou te worden gebruikt. Gebruik mijn geld voor de noodzakelijke uitgaven van de familie of voor hun genoegens, al naargelang jou het beste voorkomt. Gebruik het in geval van ziekte of voor onverwachte noodsituaties die ieder lid van de familie persoonlijk zouden kunnen overkomen.’

128:7.14

En zo maakte Jezus zich gereed om aan de tweede fase van zijn leven als volwassene te beginnen, de fase waarin hij zich had losgemaakt van zijn ouderlijk huis alvorens hij in het openbaar een aanvang maakte met de zaken van zijn Vader.


◄ 128:6
 
Verhandeling 129 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.