◄ 128:5
Verhandeling 128
128:7 ►

Jezus als jongeman

6. Het vijfentwintigste jaar (A.D. 19)

128:6.1

Aan het begin van dit jaar verkeerde het hele gezin in Nazaret in goede gezondheid en in dit jaar viel ook het einde van het reguliere schoolonderwijs van alle kinderen, met uitzondering van bepaald werk dat Marta nog met Ruth moest doen.

128:6.2

Jezus was een van de krachtigste en meest verfijnde mannen die sinds de dagen van Adam op aarde waren verschenen. Zijn fysieke ontwikkeling was schitterend. Zijn bewustzijn was actief, scherp en vorsend—vergeleken met het gemiddelde denkvermogen van zijn tijdgenoten had het gigantische proporties ontwikkeld—en zijn geest was inderdaad menselijk goddelijk.

128:6.3

De financiële toestand van het gezin was op zijn best sinds het huizenbezit van Jozef was verdwenen. De laatste afbetalingen op de reparatiewerkplaats voor de karavanen waren gedaan; zij waren niemand nog iets schuldig en voor de eerste maal in jaren hadden ze wat geld in reserve. Omdat dit alles zo lag, en omdat hij ook zijn andere broers had meegenomen naar Jeruzalem voor de ceremoniën van hun eerste Paasfeest, besloot Jezus om Judas (die juist zijn schooltijd had beëindigd) te vergezellen op zijn eerste bezoek aan de tempel.

128:6.4

Zij trokken naar Jeruzalem door het Jordaandal en keerden langs dezelfde weg terug, want Jezus was bang dat er moeilijkheden zouden kunnen ontstaan als hij zijn jonge broer meenam door Samaria. In Nazaret was Judas reeds verscheidene malen in lichte moeilijkheden geraakt vanwege zijn onbesuisde aard en de sterke patriottische gevoelens die hij had.

128:6.5

Zij kwamen op tijd in Jeruzalem aan en waren op weg om hun eerste bezoek aan de tempel te brengen, waarvan de aanblik Judas tot in het diepst van zijn ziel had bewogen en ontroerd, toen zij toevallig Lazarus uit Betanië tegenkwamen. Terwijl Jezus met Lazarus sprak en een afspraak trachtte te maken om gezamenlijk het Pascha te vieren, begon Judas hen allen echt in moeilijkheden te brengen. Dichtbij hen stond een Romeinse soldaat van de wacht, die enige ongepaste opmerkingen maakte over een Joods meisje dat voorbijkwam. Judas raakte zo verontwaardigd, dat de vlammen hem uitsloegen en hij uitte zijn ergernis over deze ongepastheid direct aan het adres van de soldaat en binnen diens gehoorsafstand. De soldaten van de Romeinse legioenen waren echter zeer gevoelig voor alles wat grensde aan gebrek aan respect van de zijde van Joden en dus arresteerde de soldaat van de wacht Judas onmiddellijk. Dit was teveel voor de jonge patriot, en voordat Jezus hem met een waarschuwende blik tot voorzichtigheid kon manen, had hij zich al laten gaan in een luide stortvloed van opgekropte anti-Romeinse gevoelens, wat de zaak alleen nog maar erger maakte. Judas, met Jezus aan zijn zijde, werd direct naar de militaire gevangenis gebracht.

128:6.6

Jezus trachtte gedaan te krijgen dat Judas direct verhoord zou worden of anders op tijd zou worden vrijgelaten voor de viering van het Pascha die avond, maar zijn pogingen mislukten. Aangezien de volgende dag een ‘heilige samenkomst’ in Jeruzalem zou zijn, waagden zelfs de Romeinen het niet een Jood voor het gerecht te brengen. Dientengevolge bleef Judas in hechtenis tot de morgen van de tweede dag na zijn arrestatie, en Jezus bleef bij hem in de gevangenis. Ze waren niet in de tempel tegenwoordig bij de ceremonie waarbij de zonen der wet in het volledig burgerschap van Israel werden opgenomen. Het duurde nog verscheidene jaren eer Judas deze formele ceremonie zou ondergaan, en wel toen hij de volgende maal voor een Paasfeest in Jeruzalem kwam in verband met zijn propagandawerk voor de Zeloten, de patriottische organisatie waartoe hij behoorde en waarin hij zeer actief was.

128:6.7

De morgen na hun tweede dag in de gevangenis verscheen Jezus voor de militaire magistraat ten behoeve van Judas. Door zijn broer te verontschuldigen op grond van zijn jeugdige leeftijd, en door een verder verklarende, maar weloverwogen toelichting met betrekking tot de provocerende aard van het voorval dat tot de arrestatie van zijn broer had geleid, wist Jezus de zaak zo te sturen dat de magistraat meende dat de jonge Jood misschien wel enig excuus had gehad voor zijn hevige uitbarsting. Nadat hij Judas had gewaarschuwd zich niet weer schuldig te maken aan zulk onbezonnen gedrag, zei hij tot Jezus toen hij hen liet gaan: ‘U kunt hem maar beter in het oog houden; hij is in staat jullie veel moeilijkheden te bezorgen.’ En de Romeinse rechter sprak de waarheid. Judas bezorgde Jezus aanzienlijke problemen, en altijd waren het moeilijkheden van dezelfde aard—botsingen met het burgerlijk gezag vanwege zijn onbezonnen en onverstandige patriottische uitbarstingen.

128:6.8

Jezus en Judas liepen naar Betanië om daar te overnachten, en uit te leggen waarom zij hun afspraak voor de Paasmaaltijd niet hadden kunnen nakomen; de volgende dag gingen zij op weg naar Nazaret. Jezus vertelde de familie niet over de arrestatie van zijn jongere broer in Jeruzalem, maar hij had ongeveer drie weken na hun terugkomst een lang gesprek met Judas over deze geschiedenis. Na zijn gesprek met Jezus vertelde Judas het zelf aan de familie. Het geduld en de verdraagzaamheid die zijn broer-vader gedurende deze gehele beproevende ervaring aan de dag had gelegd, vergat hij nooit.

128:6.9

Dit was het laatste Paasfeest dat Jezus samen met een lid van zijn eigen familie bijwoonde. De Zoon des Mensen zou steeds meer los komen van de nauwe omgang met zijn eigen vlees en bloed.

128:6.10

Het gebeurde dit jaar dikwijls dat zijn tijden van diepe overpeinzing verstoord werden door Ruth en haar vriendinnetjes. En altijd was Jezus bereid de overdenking van zijn toekomstige werk voor de wereld en voor het universum te onderbreken om in de kinderlijke vreugde en de jeugdige blijdschap te kunnen delen van deze jonge kinderen, die nooit genoeg kregen van het luisteren naar de verhalen van Jezus over zijn ervaringen op zijn vers- chillende tochten naar Jeruzalem. Ze genoten ook erg van zijn verhalen over dieren en de natuur.

128:6.11

De kinderen waren altijd welkom in de reparatiewerkplaats. Jezus zorgde ervoor dat er zand, blokken en stenen naast de werkplaats lagen, en groepjes jonge kinderen streken daar dan neer om zich te vermaken. Wanneer ze genoeg hadden van hun spel, gluurden de vrijmoedigste kinderen in de werkplaats, en als de baas daarvan het niet druk had, trokken ze de stoute schoenen aan, stapten naar binnen en zeiden: ‘Oom Joshua, kom naar buiten en vertel ons een mooi verhaal.’ Dan trokken ze hem aan zijn handen mee naar buiten tot hij op zijn geliefde rotsblok zat bij de hoek van de werkplaats, met de kinderen in een halve kring op de grond voor hem. En wat genoot het kleine volkje van hun oom Joshua. Ze leerden lachen, hartelijk lachen. Gewoonlijk klommen er een paar van de kleinste kinderen op zijn knieën, bleven daar zitten en keken in verwondering op naar zijn expressieve gelaat terwijl hij zijn verhalen vertelde. De kinderen hielden van Jezus en Jezus hield van de kinderen.

128:6.12

Het viel zijn vrienden moeilijk de verscheidenheid van zijn verstandelijke activiteiten te bevatten, en te begrijpen hoe hij zo plotseling en volledig over kon stappen van een diepgaand gesprek over politiek, filosofie of religie naar de zorgeloze, vrolijke speelsheid van deze kleintjes van vijf tot tien jaar. Toen zijn eigen broers en zusjes opgroeiden, toen hij meer vrije tijd kreeg en voordat de kleinkinderen arriveerden, besteedde hij veel aandacht aan deze kleine kinderen. Maar hij leefde niet lang genoeg op aarde om veel te kunnen genieten van de kleinkinderen.


◄ 128:5
 
128:7 ►