◄ 127:5
Verhandeling 127
128:0 ►

De jongelingsjaren

6. Zijn twintigste jaar (A.D. 14)

127:6.1

Het verhaal van de liefde van Rebekka voor Jezus werd bedekt rondverteld in Nazaret en later in Kafarnaüm, met het gevolg dat, hoewel vele vrouwen in de komende jaren Jezus liefhadden evenals de mannen hem liefhadden, hij niet nogmaals het persoonlijke aanbod van de liefde van een goede vrouw behoefde af te wijzen. Sindsdien kreeg de genegenheid van de mensen voor Jezus meer het karakter van verering en liefdevolle achting. Mannen zowel als vrouwen hadden hem lief, waren hem toegedaan om wat hij was, zonder een zweem van verlangen naar eigen bevrediging of van de wens hem liefdevol te bezitten. Maar vele jaren lang werd, telkens wanneer het verhaal van de menselijke persoonlijkheid van Jezus ter sprake kwam, ook de toegewijde liefde van Rebekka opgehaald.

127:6.2

Mirjam, die alles afwist van de geschiedenis van Rebekka, die wist hoe haar broer zelfs de liefde van een mooi meisje had opgegeven (en geen besef had van de factor van zijn toekomstige voorbestemde loopbaan), begon Jezus te idealiseren en hem met een roerende, diepe genegenheid lief te hebben, alsof hij zowel haar vader als haar broer was.

127:6.3

Ofschoon zij het zich nauwelijks konden veroorloven, had Jezus een vreemd verlangen om naar Jeruzalem te gaan voor het Paasfeest. Zijn moeder, die op de hoogte was van zijn recente ervaring met Rebekka, was zo verstandig er bij hem op aan te dringen de reis te maken. Hij was er zich niet duidelijk van bewust, maar waar hij het meest naar verlangde was de gelegenheid een gesprek te hebben met Lazarus en om Marta en Maria te zien. Op zijn eigen familie na, hield hij van deze drie het meest.

127:6.4

De reis naar Jeruzalem maakte hij via Megiddo, Antipatris, en Lydda, gedeeltelijk dezelf-de weg volgend als toen hij naar Nazaret werd teruggebracht uit Egypte. Hij deed er vier dagen over om naar het Paasfeest te gaan en dacht veel na over de gebeurtenissen die zich in het verleden hadden afgespeeld in en nabij Megiddo, het internationale slagveld van Palestina.

127:6.5

Jezus ging verder, door Jeruzalem en pauzeerde slechts om naar de tempel te kijken en naar de drommen bezoekers die zich daar verzamelden. Hij had een vreemde, steeds sterker wordende afkeer van deze door Herodes gebouwde tempel met zijn uit politieke overwegingen aangestelde priesters. Hij wilde vóór alles Lazarus, Marta, en Maria zien. Lazarus was van dezelfde leeftijd als Jezus en was nu het hoofd van zijn huis: op het tijdstip van dit bezoek was ook de moeder van Lazarus ter ruste gelegd. Marta was ruim een jaar ouder dan Jezus, terwijl Maria twee jaar jonger was. Voor alledrie was Jezus het ideaal dat zij verheerlijkten.

127:6.6

Tijdens dit bezoek vond er een van die periodieke uitbarstingen van rebellie tegen de traditie plaats—een uiting van wrok jegens die ceremoniële gebruiken die volgens Jezus een verkeerde voorstelling gaven van zijn Vader in de hemel. Daar Lazarus niet wist dat Jezus zou komen, had hij afgesproken het Paasfeest te vieren met vrienden in een naburig dorp aan de weg naar Jericho. Jezus stelde nu voor het Pascha te vieren waar ze waren, in het huis van Lazarus. ‘Maar,’ zei Lazarus, ‘wij hebben geen paaslam.’ Daarop sprak Jezus hen lang en overtuigend toe en zette hun uiteen dat de Vader in de hemel niet waarlijk geïnteresseerd was in zulke kinderlijke, zinloze rituelen. Na een plechtig, vurig gebed stonden zij op en zei Jezus: ‘Laat mijn volk met zijn kinderlijke, verduisterde denken zijn God dienen zoals Mozes heeft voorgeschreven; het is beter dat zij dit zo doen, maar laten wij, die het licht des levens hebben gezien, de Vader niet langer benaderen door het duister van de dood. Laten wij vrij zijn in het kennen van de waarheid van de eeuwige liefde van onze Vader.’

127:6.7

Die avond, toen de schemering viel, gebruikten deze vier jonge mensen de eerste Paasmaaltijd die ooit zonder paaslam door vrome Joden gehouden werd. Het ongedesemde brood en de wijn waren voor dit Pascha gereedgemaakt en deze zinnebeelden, die Jezus ‘het brood des levens’ en ‘het water des levens’ noemde, reikte hij uit aan zijn vrienden, en zij aten plechtig en in overeenstemming met hetgeen zij zojuist geleerd hadden. Bij zijn latere bezoeken aan Betanië was het steeds zijn gewoonte dit sacramentele ritueel te verrichten. Toen hij thuiskwam, vertelde hij dit alles aan zijn moeder. Eerst was zij geschokt, maar langzamerhand kreeg zij begrip voor zijn gezichtspunt. Niettemin slaakte zij een zucht van verlichting toen Jezus haar verzekerde dat hij niet de bedoeling had deze nieuwe idee over het Paasfeest in te voeren in hun gezin. Thuis bij de kinderen ging hij er jaar na jaar mee door het Pascha te eten ‘in overeenstemming met de wet van Mozes.’

127:6.8

Dit jaar had Maria een lang gesprek met Jezus over het huwelijk. Zij vroeg hem ronduit of hij zou trouwen als hij vrij zou zijn van zijn verantwoordelijkheid voor het gezin. Jezus legde haar uit dat hij weinig over dat onderwerp had nagedacht, omdat zijn directe verplichting hem niet toestond te trouwen. Hij zei te betwijfelen of hij ooit in het huwelijk zou treden; hij zei dat al zulke zaken moesten wachten tot ‘zijn uur’ was gekomen, de tijd wanneer ‘het werk van zijn Vader een aanvang moet nemen.’ Daar het voor hem reeds een uitgemaakte zaak was dat hij niet de vader van kinderen in het vlees zou worden, dacht hij heel weinig na over het onderwerp van het menselijke huwelijk.

127:6.9

Dit jaar begon hij opnieuw aan de taak om zijn goddelijke en menselijke naturen verder tot een eenvoudige, doeltreffende menselijke individualiteit te verweven. En hij bleef groeien in morele status en geestelijk begrijpen.

127:6.10

Ofschoon al hun bezittingen in Nazaret (op hun eigen huis na) verkocht waren, werden ze dit jaar financieel toch wat geholpen door de verkoop van het bezwaarde eigendomsrecht op een pand in Kafarnaüm. Dit was het laatste van het gehele bezit van Jozef. Dit onroerend goed in Kafarnaüm werd verkocht aan een scheepsbouwer, Zebedeüs genaamd.

127:6.11

Jozef beëindigde dit jaar zijn opleiding aan de synagogeschool en maakte zich gereed om aan het werk te gaan aan de kleine werkbank in de timmermanswerkplaats thuis. Ofschoon de nalatenschap van hun vader nu was opgebruikt, hadden zij het vooruitzicht dat zij de armoede van de deur konden houden nu er drie van hen geregeld aan het werk waren.

127:6.12

Jezus wordt nu snel een man, niet een jongeman, maar een volwassene. Hij heeft goed geleerd verantwoordelijkheid te dragen. Hij weet ook door te zetten bij teleurstellingen. Hij houdt dapper vol wanneer zijn plannen verijdeld worden en zijn doelstellingen tijdelijk mislukken. Hij heeft geleerd billijk en rechtvaardig te blijven, zelfs wanneer hij geconfronteerd wordt met onrecht. Hij leert hoe hij zijn idealen van het geestelijke leven kan aanpassen aan de praktische eisen van het aardse bestaan. Hij leert hoe hij plannen kan maken om een hoger, vergelegen idealistisch doel te bereiken, terwijl hij ernstig arbeidt om een noodzakelijk, nabij doel te bereiken dat direct zijn aandacht vereist. Gestadig wordt hij de kunst meester zijn aspiraties aan te passen aan de gewone eisen van het menselijk leven. Hij heeft bijna volledig de methode onder de knie gekregen om de energie van de geestelijke stuwkracht te gebruiken om het mechanisme van de materiële prestatie draaiende te houden. Langzaam leert hij hoe het hemelse leven te leiden terwijl hij voortgaat met het aardse bestaan. Meer en meer verlaat hij zich op de uiteindelijke leiding van zijn hemelse Vader, terwijl hij de rol van vader op zich neemt in het begeleiden van en richting geven aan de kinderen van zijn aardse familie. Hij wordt ervaren in de kunst om overwinningen vaardig aan de kaken van de nederlaag te ontworstelen; hij leert de moeilijkheden van de tijd te transformeren tot de overwinningen van de eeuwigheid.

127:6.13

En dus blijft deze jongeman uit Nazaret, terwijl de jaren voorbijgaan, het leven ervaren zoals dit in het vlees van stervelingen op de werelden in tijd en ruimte wordt geleid. Hij leidt een vol, representatief en vervuld leven op Urantia. Hij verliet deze wereld gerijpt in de ervaring die zijn schepselen doormaken gedurende de korte, inspannende jaren van hun eerste leven, het leven in het vlees. Al deze menselijke ervaring is een eeuwig bezit van de Soeverein van het Universum. Hij is onze broeder die ons begrijpt, onze meevoelende vriend, onze ervaren soeverein en barmhartige vader.

127:6.14

Als kind verzamelde hij een enorme hoeveelheid kennis; als jongeling sorteerde en klassificeerde hij deze kennis en bracht hij er verband in; en nu, als een man van dit gebied, begint hij dit mentale bezit te ordenen om er later gebruik van te kunnen maken in zijn onderricht, optreden en dienstbetoon ten bate van zijn mede-stervelingen op deze wereld en alle andere bewoonde werelden in het ganse universum Nebadon.

127:6.15

Geboren op deze wereld als een zuigeling van dit gebied, heeft hij zijn kinderjaren en de opeenvolgende stadia van de jeugd en de jonge mannelijkheid doorgemaakt; nu staat hij op de drempel van de volwassen mannelijkheid met een rijke ervaring van het menselijke leven, met een overvloedig begrip van de menselijke natuur, en vol medegevoel voor de zwakheden van de menselijke natuur. Hij wordt een expert in de goddelijke kunst van het openbaren van zijn Paradijs-Vader aan de stervelingen van alle leeftijden en in alle stadia.

127:6.16

Nu hij een volwassen man is geworden—een volwassene van dit gebied—maakt hij zich gereed om zijn allerhoogste missie voort te zetten, om God aan de mensen te openbaren en de mensen tot God te leiden.


◄ 127:5
 
Verhandeling 128 ►
 

Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.