◄ 127:1
Verhandeling 127
127:3 ►

De jongelingsjaren

2. Het zeventiende jaar (A.D. 11)

127:2.1

Omstreeks deze tijd werd er speciaal in Jeruzalem en Judea aanzienlijk geageerd door lieden die ervoor pleitten in opstand te komen tegen het betalen van de schatting aan Rome. Er begon zich een sterke nationalistische partij te vormen die al spoedig de partij van de Zeloten werd genoemd. In tegenstelling tot de Farizeeën, waren de Zeloten niet bereid de komst van de Messias af te wachten. Zij stelden voor de situatie op de spits te drijven door middel van een opstand tegen het gezag.

127:2.2

Een groep organisatoren uit Jeruzalem kwam in Galilea aan en boekte goede vooruitgang totdat zij Nazaret bereikten. Toen zij Jezus kwamen bezoeken,luisterde hij aandachtig naar hen en stelde vele vragen, maar weigerde zich bij de partij aan te sluiten. Hij wilde niet al zijn redenen prijsgeven waarom hij niet wilde meedoen, en zijn weigering had tot gevolg dat velen van de jongemannen in Nazaret zoals hij, zich eveneens afzijdig hielden.

127:2.3

Maria deed haar best hem ertoe te bewegen zich aan te sluiten, maar zij kon Jezus niet van standpunt doen veranderen. Zij ging zelfs zo ver, dat zij hem te verstaan gaf dat zijn weigering zich op haar bevel bij de zaak der nationalisten aan te sluiten, ongehoorzaamheid inhield, een inbreuk op de gelofte die hij had afgelegd bij hun terugkomst uit Jeruzalem dat hij zijn ouders onderdanig zou zijn; in antwoord op deze bedekte toespeling legde hij alleen maar vriendelijk zijn hand op haar schouder, zag haar in de ogen, en zei: ‘Moeder, hoe kunt u dat zeggen?’ Maria trok dan ook haar woorden in.

127:2.4

Eén van de ooms van Jezus (Maria’s broer Simon) had zich reeds bij deze groep aangesloten en werd later officier bij de Galilese divisie. Verscheidene jaren lang was er dan ook sprake van enige verkilling tussen Jezus en zijn oom.

127:2.5

Maar er dreigden moeilijkheden te ontstaan in Nazaret. De houding van Jezus in deze aangelegenheden had tot gevolg dat er een splitsing ontstond tussen de Joodse jongemannen van de stad. Ongeveer de helft van hen had zich bij de nationalistische organisatie aangesloten en de andere helft begon een groep te vormen van tegenstanders, die gematigder waren in hun patriottisme en verwachtten dat Jezus hun leider zou worden. Zij waren verbaasd toen hij voor de hem geboden eer bedankte met het excuus dat zijn familie daarvoor een te zware verantwoordelijkheid op hem legde, hetgeen allen wel inzagen. Maar de situatie werd nog gecompliceerder toen kort daarop een rijke Jood, Isaak, een geldschieter aan niet-Joden, aanbood de familie van Jezus te ondersteunen indien deze zijn gereedschap aan kant wilde leggen en het leiderschap wilde aanvaarden van deze Nazareense patriotten.

127:2.6

Jezus, toen maar net zeventien jaar oud, zag zich geplaatst tegenover een van de delicaatste en moeilijkste situaties in zijn jonge leven. Het is voor geestelijke leiders altijd moeilijk zich te verbinden met patriottische aangelegenheden, speciaal wanneer deze gecompliceerd worden door buitenlandse overheersers die schatting opleggen, en in dit geval was het dubbel moeilijk, aangezien de Joodse religie in al deze agitatie tegen Rome betrokken was.

127:2.7

De positie van Jezus werd nog bemoeilijkt doordat zijn moeder en zijn oom, en zelfs zijn jongere broer Jakobus, er allen op aandrongen dat hij zich zou aansluiten bij de beweging der nationalisten. Alle meer vooraanstaande Joden in Nazaret hadden zich aangesloten, en de jonge mannen die zich nog niet bij de beweging hadden gevoegd, zouden dit doen zodra Jezus van gedachte veranderde. Hij had maar één wijze raadsman in heel Nazaret, zijn oude onderwijzer, de chazan, en deze gaf hem raad inzake zijn antwoord aan het comité van burgers van Nazaret toen zij kwamen vragen naar zijn reactie op het publieke beroep dat op hem was gedaan. In het gehele jonge leven van Jezus was dit de allereerste keer dat hij welbewust zijn toevlucht nam tot een publieke strategie. Tot dusver had hij zich altijd verlaten op een openhartige verklaring van de waarheid om een situatie op te helderen, maar nu kon hij niet de volle waarheid zeggen. Hij kon niet laten doorschemeren dat hij meer was dan een mens, hij kon zijn opvatting over de missie die hem wachtte bij het bereiken van een rijpere mannelijke leeftijd niet onthullen. Ondanks deze beperkingen, werd er een direct beroep gedaan op zijn religieuze en nationale loyaliteit. Zijn familie was overstuur, zijn jeugdige vrienden verdeeld, en het gehele Joodse deel van de stad in rep en roer. En dan te bedenken dat hij de oorzaak was van dit alles! Het had wel allerminst in zijn bedoeling gelegen om enigerlei moeilijkheid te veroorzaken, en nog veel minder een opschudding van deze aard.

127:2.8

Er moest iets gedaan worden. Hij moest zijn standpunt duidelijk maken, en dit deed hij dapper en diplomatiek tot tevredenheid van velen, maar niet van allen. Hij hield vast aan de termen van zijn eerste verweer, en bleef erbij dat zijn eerste verplichting zijn eigen familie gold, dat een moeder die weduwe was en acht broers en zusters nog wel iets anders nodig hadden dan de dingen die voor geld te koop zijn—de materiële levensbenodigdheden—dat zij recht hadden op de zorg en leiding van een vader, en dat hij zich niet met een zuiver geweten kon onttrekken aan de verplichtingen waarmee een wreed ongeval hem plotseling had belast. Hij betoonde zijn erkentelijkheid aan zijn moeder en oudste broer voor hun bereidheid hem te laten gaan, maar hij herhaalde dat zijn trouw aan zijn overleden vader hem niet toestond zijn familie te verlaten, hoeveel geld er ook zou worden opgebracht om hen materieel te ondersteunen, waarbij hij zijn nooit-te-vergeten uitspraak deed dat ‘geld niet kan liefhebben.’ In de loop van deze toespraak zinspeelde Jezus verschillende malen in versluierde bewoordingen op zijn ‘levensmissie,’ maar legde uit dat, ongeacht of deze al of niet zou stroken met het militaire idee, hij deze taak en al het andere in zijn leven had opgegeven om zijn verplichtingen jegens zijn familie getrouw na te kunnen komen. Iedereen in Nazaret wist heel wel dat hij een goede vader was voor zijn gezin en dit was een zaak die iedere weldenkende Jood zo na aan het hart lag, dat velen van zijn toehoorders innerlijk waardering voelden voor het verweer van Jezus. Sommigen van degenen die er anders over dachten, werden ontwapend door een toespraak die Jakobus bij deze gelegenheid hield, hoewel dit niet op het programma had gestaan. Diezelfde dag nog had de chazan met Jakobus diens toespraak gerepeteerd, maar dat was een geheim tussen hen beiden.

127:2.9

Jakobus verklaarde dat hij er zeker van was dat Jezus zou helpen zijn volk te bevrijden wanneer hij (Jakobus) maar oud genoeg zou zijn om de verantwoordelijkheid voor het gezin op zich te nemen, en dat indien zij er mee akkoord konden gaan om Jezus ‘bij ons te laten, om onze vader en onderwijzer te zijn, u in dat geval niet slechts één leider uit het gezin van Jozef zult krijgen, maar in korte tijd vijf loyale nationalisten, want zijn er niet vijf jongens bij ons die zullen opgroeien onder de leiding van onze broeder-vader en zullen aantreden om ons volk te dienen?’ En zo bracht de jongen deze gespannen en dreigende situatie tot een tamelijk gelukkig einde.

127:2.10

De crisis was voorlopig voorbij, maar dit voorval werd in Nazaret nooit vergeten. De agitatie duurde voort; Jezus stond niet meer bij iedereen in de gunst en dit verschil in gevoelen ten opzichte van hem zou nooit meer helemaal verdwijnen. Dit feit, dat nog gecompliceerd werd door andere en latere gebeurtenissen, was een van de voornaamste redenen waarom hij in latere jaren naar Kafarnaüm verhuisde. Van nu af aan bleef er in Nazaret verschil van gevoelen bestaan ten opzichte van de Zoon des Mensen.

127:2.11

Jakobus beëindigde dat jaar zijn schoolopleiding en begon nu hele dagen te werken in de timmermanswerkplaats thuis. Hij was handig geworden met gereedschappen en nam nu het werk van het maken van jukken en ploegen over, terwijl Jezus meer tijd begon te besteden aan het afwerken van huizen en aan fijn schrijnwerk.

127:2.12

Dit jaar maakte Jezus grote vooruitgang in het organiseren van zijn denken. Geleidelijk had hij zijn goddelijke en zijn menselijke natuur tot elkaar gebracht, en deze hele organisatie van zijn intellect bracht hij tot stand door de kracht van zijn eigen beslissingen, uitsluitend bijgestaan door zijn inwonende Mentor, een zelfde Mentor als in het bewustzijn van alle normale stervelingen woont op alle werelden waar een zelfschenking-Zoon is geweest. Tot dusver was er niets bovennatuurlijks voorgevallen in de levensloop van deze jongeman, behalve het bezoek van een boodschapper die hem was gezonden door zijn oudere broeder Immanuel en in Jeruzalem eens ’s nachts aan hem was verschenen.


◄ 127:1
 
127:3 ►