Ofschoon niet gezegd kan worden dat Jezus ooit ernstig ziek was, had hij dit jaar, evenals zijn broertjes en kleine zusje, wel enige onbetekenende kinderziekten.
Hij bleef naar school gaan en was nog steeds een bevoorrechte leerling die iedere maand een week vrij had van school, en deze vrije tijd bleef hij ongeveer gelijk verdelen tussen uitstapjes met zijn vader naar omliggende plaatsen, het verblijf op de boerderij van zijn oom ten zuiden van Nazaret, en vistochten vanuit Magdala.
De ernstigste moeilijkheid die zich tot dusver op school had voorgedaan, ontstond aan het einde van de winter toen Jezus het waagde de chazan tegen te spreken met betrekking tot de leer dat alle beelden, afbeeldingen en tekeningen van nature afgoderij waren. Jezus vond het heerlijk om landschappen te tekenen en ook om een grote verscheidenheid aan voorwerpen te boetseren uit pottenbakkersklei. Alles van dien aard was volgens de Joodse wetten ten strengste verboden, maar tot nu toe was hij er in geslaagd de bezwaren van zijn ouders zodanig te ontzenuwen, dat zij hem hadden toegestaan met deze bezigheden door te gaan.
Maar er ontstonden opnieuw moeilijkheden op school toen een van de tragere leerlingen zag dat Jezus een houtskooltekening van de leraar op de grond van het schoollokaal maakte. Daar stond die tekening dan, zo klaar als de dag, en velen van de oudsten hadden de tekening gezien voordat hun comité bij Jozef op bezoek kwam om te eisen dat hij iets zou doen om de bandeloosheid van zijn oudste zoon te onderdrukken. Ofschoon dit niet de eerste keer was dat klachten over het doen en laten van hun veelzijdige, ondernemende kind Jozef en Maria bereikten, was dit toch wel de ernstigste beschuldiging die tot dusver tegen hem was ingebracht. Jezus zat op een grote steen die buiten vlakbij de achterdeur lag, en luisterde enige tijd naar de veroordeling van zijn artistieke pogingen. Hij nam het hun kwalijk dat zij zijn vader berispten vanwege het vermeende wangedrag van hemzelf, en dus stapte hij kordaat naar binnen en zag zijn beschuldigers onbevreesd aan. De oudsten raakten hierdoor in verwarring. Sommigen waren geneigd het voorval met de nodige humor te bezien, terwijl een enkeling leek te denken dat de jongen heiligschennis pleegde, zo al niet godslasterlijk handelde. Jozef was onthutst, Maria verontwaardigd, maar Jezus stond erop gehoord te worden. Hij zei wat hij op zijn hart had, verdedigde moedig zijn standpunt, en kondigde met de uiterste zelfbeheersing aan dat hij in dezen de beslissing van zijn vader zou aanvaarden, zoals in alle andere controversiële zaken. En het comité van oudsten vertrok in stilte.
Maria trachtte Jozef te bewegen Jezus toe te staan thuis met klei te boetseren, op voorwaarde dat hij op school met geen van deze bedenkelijke activiteiten zou doorgaan, maar Jozef voelde zich genoopt te beslissen dat de rabbijnse interpretatie van het tweede gebod moest zegevieren. En dus tekende noch boetseerde Jezus vanaf die dag de gelijkenis van enig ding zolang hij in het huis van zijn vader woonde. Maar men had hem er niet van kunnen overtuigen dat hij iets verkeerds had gedaan, en het moeten opgeven van dit geliefde tijdverdrijf vormde een van de grote beproevingen in zijn jonge leven.
In de tweede helft van juni beklom Jezus voor de eerste keer, in gezelschap van zijn vader, de top van de berg Tabor. Het was een heldere dag en het uitzicht was prachtig. De negenjarige jongen had het gevoel dat hij werkelijk de gehele wereld had aanschouwd, met uitzondering van India, Afrika en Rome.
Het tweede zusje van Jezus, Marta, werd op donderdagavond, 13 september, geboren. Drie weken na de komst van Marta begon Jozef, die een tijdje thuis bleef, aan de bouw van een uitbreiding van hun huis, een vertrek dat kon dienen als werkplaats en als slaapkamer. Er werd een kleine werkbank voor Jezus gemaakt, en voor het eerst kreeg hij eigen gereedschap. Vele jaren werkte hij in verloren ogenblikken aan deze werkbank en hij werd zeer bedreven in het maken van jukken.
Deze winter en de volgende waren de koudste in Nazaret in vele tientallen jaren. Jezus had wel sneeuw gezien op de bergen, en verscheidene keren was er ook in Nazaret sneeuw gevallen, die dan slechts kort bleef liggen; deze winter zag hij echter voor het eerst ijs. Het feit dat water kon voorkomen als vaste stof, als vloeistof en als damp—hij had lang nagedacht over de ontsnappende stoom uit de kookpotten—maakte dat de jongen veel nadacht over de fysische wereld en haar samenstelling; en toch was de persoonlijkheid die belichaamd was in deze opgroeiende jongen al die tijd de eigenlijke schepper en organisator van al deze dingen in heel een wijdverbreid universum.
Nazaret had een gematigd klimaat. Januari was de koudste maand met een gemiddelde temperatuur van omstreeks 10 ° Celsius. In juli en augustus, de heetste maanden, varieerde de temperatuur gewoonlijk tussen 24 en 32 °. Van de bergen tot aan de Jordaan en het dal van de Dode Zee varieerde het klimaat in Palestina van koud tot zeer heet. En zo waren de Joden er tot op zekere hoogte op voorbereid om in ongeveer alle verschillende klimaten van de wereld te kunnen leven.
Zelfs gedurende de warmste zomermaanden woei er gewoonlijk van tien uur ’s ochtends tot ongeveer tien uur ’s avonds een koele zeewind uit het westen. Maar zo nu en dan woeien er verschrikkelijk hete winden uit de woestijn in het oosten over geheel Palestina. Deze hete rukwinden kwamen gewoonlijk voor in februari en maart, kort voor het einde van het regenseizoen. In die dagen viel de regen in verfrissende buien van november tot april, maar het regende niet onafgebroken. Palestina kende maar twee seizoenen, de zomer en de winter, het droge seizoen en het regenseizoen. In januari begonnen de bloemen te bloeien, en tegen eind april was het gehele land één grote bloementuin.
In mei van dit jaar hielp Jezus voor de eerste keer mee met de graanoogst op de boerderij van zijn oom. Voor hij dertien was, had hij het klaargespeeld iets te weten te komen over praktisch alle vormen van werk waarmee de mannen en vrouwen rond Nazaret zich bezighielden, behalve de metaalbewerking, en hij bracht, toen hij ouder was, na de dood van zijn vader verscheidene maanden in een smidse door.
Wanneer er niet veel werk en karavaanverkeer was, maakte Jezus met zijn vader veel tochten, voor hun plezier of voor zaken, naar het nabijgelegen Kana, Endor, en Naïn. Zelfs toen hij nog maar een jongen was, bezocht hij al dikwijls Sepforis, dat slechts vijf kilometer ten noordwesten van Nazaret lag en vanaf het jaar 4 v.Chr. tot omstreeks het jaar 25 de hoofdstad van Galilea was en een van de residenties van Herodes Antipas.
In lichamelijk, verstandelijk, sociaal en geestelijk opzicht bleef Jezus groeien. Zijn uitstapjes droegen er veel toe bij dat hij een beter en edelmoediger begrip voor zijn eigen familie kreeg, en omstreeks deze tijd begonnen zelfs zijn ouders van hem te leren, zoals hij ook van hen leerde. Jezus had originele gedachten en was een bekwaam leraar, zelfs in zijn jeugd. Hij was in voortdurend conflict met de zogenaamde ‘mondelinge wet,’ maar hij probeerde zich altijd aan te passen aan de gebruiken van zijn familie. Hij kon redelijk goed opschieten met de kinderen van zijn eigen leeftijd, maar hij raakte dikwijls ontmoedigd door hun trage bevattingsvermogen. Nog vóór zijn tiende jaar was hij de leider geworden van een groep van zeven jongens die een club hadden gevormd ter bevordering van mannelijke verworvenheden—lichamelijk, verstandelijk en religieus. Bij deze jongens slaagde Jezus erin vele nieuwe spelen en verschillende betere methoden van lichamelijke ontspanning te introduceren.