Jezus had reeds, met hulp van zijn moeder, het Galilese dialect van de Aramese taal onder de knie gekregen, en nu begon zijn vader hem Grieks te leren. Maria sprak weinig Grieks, maar Jozef sprak zowel het Aramees als het Grieks vloeiend. Het leerboek voor de studie van de Griekse taal was het afschrift van de Hebreeuwse Schrift—een volledige weergave van de wet en de profeten, de Psalmen inbegrepen—dat hun geschonken was toen zij Egypte verlieten. Er waren in heel Nazaret maar twee complete afschriften van de Schrift in het Grieks, en doordat het timmermansgezin er één van bezat, werd het huis van Jozef druk bezocht, waardoor Jezus toen hij groter werd een haast eindeloze stoet mensen kon ontmoeten die ernstig studie maakten van de Schrift en oprechte zoekers naar waarheid waren. Vóór het einde van dit jaar had Jezus de zorg voor dit onschatbare manuscript op zich genomen, want op zijn zesde verjaardag was hem verteld dat hij dit heilige boek ten geschenke had gekregen van vrienden en verwanten in Alexandrië. Na heel korte tijd kon hij het al vlot lezen.
De eerste grote schok in zijn jonge leven ondervond Jezus toen hij bijna zes jaar was. Het had de jongen altijd toegeschenen dat zijn vader—althans zijn vader en moeder samen—alles wisten. Stelt u zich daarom de verbazing van dit weetgierige kind voor toen hij zijn vader vroeg naar de oorzaak van een lichte aardbeving die net had plaatsgevonden en hij Jozef hoorde zeggen ‘Zoon, ik weet het werkelijk niet.’ Zo begon de lange, verwarrende periode van ontgoocheling, gedurende welke Jezus merkte dat zijn aardse ouders niet alwijs en alwetend waren.
De eerste gedachte die bij Jozef opkwam, was om Jezus te vertellen dat de aardbeving veroorzaakt was door God, maar toen hij een ogenblik nadacht, voelde hij dat zo’n antwoord ogenblikkelijk meer vragen zou oproepen die hem nog meer in verlegenheid zouden kunnen brengen. Zelfs toen Jezus nog heel jong was, was het al heel moeilijk om zijn vragen over fysische of sociale verschijnselen te beantwoorden door hem gedachteloos te zeggen dat God of de duivel ervoor verantwoordelijk waren. In overeenstemming met het heersende geloof onder het Joodse volk, was Jezus lang bereid om de leer van goede en slechte geesten te accepteren als mogelijke verklaring voor mentale en geestelijke verschijnselen, maar al heel vroeg begon hij eraan te twijfelen of zulke onzienlijke invloeden verantwoordelijk waren voor de fysische gebeurtenissen in de wereld der natuur.
Vóór Jezus zes jaar werd, in het begin van de zomer van het jaar 1 v.Chr., kwamen Zacharias en Elisabet met hun zoon Johannes bij de familie in Nazaret op bezoek. Dit bezoek, het eerste bezoek dat zij zich konden herinneren, betekende voor Jezus en Johannes een paar gelukkige dagen. Ofschoon de gasten slechts een paar dagen konden blijven, bespraken de ouders vele zaken, waaronder de plannen voor de toekomst van hun zonen. Terwijl de ouders daarmee bezig waren, speelden de jongens met blokken in het zand op het dak van het huis en vermaakten zich op nog vele andere manieren, echt zoals jongens dat doen.
Nu hij Johannes, die uit de omstreken van Jeruzalem kwam, had leren kennen, begon Jezus een ongewone belangstelling aan de dag te leggen voor de geschiedenis van Israel en begon hij tot in bijzonderheden te vragen naar de betekenis van de riten op de Sabbat, de preken in de synagoge, en de jaarlijkse feestelijke gedenkdagen. Zijn vader legde hem de betekenis van al deze feestdagen uit. Het eerst kwam de feestelijke midwinter-verlichting, die acht dagen duurde en begon met het aansteken van één kaars op de eerste avond, terwijl er iedere volgende avond een kaars bij kwam; dit gebeurde ter gedachtenis aan de inwijding van de tempel na de herinvoering van de Mozaïsche diensten door Judas Maccabeüs. Vervolgens kwam vroeg in het voorjaar de viering van Purim, het feest van Ester en de verlossing van Israel, die zij bewerkte. Dan volgde het plechtige Pascha dat de volwassenen zoveel mogelijk in Jeruzalem vierden, terwijl de kinderen thuis eraan dienden te denken dat zij de hele week alleen ongezuurd brood mochten eten. Daarna kwam het feest der eerstelingen, het binnenhalen van de oogst; en ten slotte het plechtigste van alle feesten, het nieuwjaarsfeest, de grote verzoendag. Hoewel sommige van deze feest- en gedenkdagen nog moeilijk te begrijpen waren voor het jonge verstand van Jezus, dacht hij er ernstig over na en gaf zich daarna geheel over aan het loofhuttenfeest, de jaarlijkse vakantietijd van het gehele Joodse volk, de tijd dat iedereen kampeerde in loofhutten en zich overgaf aan vrolijkheid en plezier.
Gedurende dit jaar hadden Jozef en Maria moeilijkheden met Jezus over zijn manier van bidden. Hij stond erop om ongeveer net zo met zijn hemelse Vader te praten zoals hij dit gewoon was met Jozef, zijn aardse vader. Dit loslaten van de meer plechtige en eerbiedige wijze van communiceren met de Godheid bracht zijn ouders, vooral zijn moeder, enigszins van hun stuk, maar ze konden hem er met geen mogelijkheid toe krijgen dit te veranderen; hij zei gewoon zijn gebeden op zoals hem dit geleerd was, waarna hij erop stond ‘nog een klein gesprekje met mijn Vader in de hemel te hebben.’
In juni van dit jaar droeg Jozef de werkplaats in Nazaret over aan zijn broers en begon hij officieel als bouwaannemer. Nog voor het einde van het jaar had het gezinsinkomen zich meer dan verdrievoudigd. Vóór de dood van Jozef zou het gezin in Nazaret de armoede nooit opnieuw voelen nijpen. Het gezin werd groter en groter en zij gaven veel geld uit aan extra onderwijs en reizen, maar het groeiende inkomen van Jozef hield aldoor gelijke tred met de stijgende uitgaven.
De eerstvolgende jaren voerde Jozef veel werken uit in Kana, Betlehem (in Galilea), Magdala, Naïn, Sepforis, Kafarnaüm en Endor, terwijl hij ook veel bouwde in en rond Nazaret. Daar Jakobus de leeftijd had gekregen om zijn moeder te kunnen helpen bij het werk in huis en de zorg voor de jongere kinderen, ging Jezus er dikwijls met zijn vader op uit om tochten te maken naar deze omliggende steden en dorpen. Jezus was een oplettend waarnemer en deze tochten weg van huis leverden hem veel praktische kennis op; hij was ijverig kennis aan het verzamelen omtrent de mens en zijn levenswijze op aarde.
Dit jaar maakte Jezus grote vorderingen in de aanpassing van zijn sterke gevoelens en krachtige impulsiviteit aan de eisen die de samenwerking en discipline in het gezin stelden. Maria was een lieve moeder, maar ze hield de teugels vrij strak in handen. Jozef echter oefende in vele opzichten de grootste invloed uit op Jezus, omdat hij er een gewoonte van maakte om bij de jongen te gaan zitten en hem helemaal duidelijk te maken wat de werkelijke redenen waren die ten grondslag lagen aan de noodzaak om met discipline zijn persoonlijke verlangens in te perken terwille van het welzijn en de rust van het gehele gezin. Wanneer men Jezus de situatie had uitgelegd, was hij altijd bereid om op verstandige wijze mee te werken aan hetgeen zijn ouders wilden en de regels die in het gezin golden in acht te nemen.
Veel van zijn vrije tijd—wanneer zijn moeder zijn hulp in huis niet nodig had—besteedde hij overdag aan het bestuderen van bloemen en planten en ’s nachts van de sterren. Hij legde een lastige neiging aan de dag om lang na zijn gebruikelijke bedtijd in deze goed geregelde huishouding in Nazaret, op zijn rug te liggen en vol verwondering omhoog te staren naar de met sterren bezaaide hemel.