Op de vierde dag van de reis bereikte het gezelschap veilig zijn bestemming. Ze kwamen onaangekondigd bij hun woning te Nazaret aan, die één van de getrouwde broers van Jozef langer dan drie jaar had bewoond, en deze was meer dan verrast hen weer te zien; ze waren zo onopvallend te werk gegaan, dat noch de familie van Jozef, noch die van Maria zelfs maar wisten dat ze Alexandrië hadden verlaten. De volgende dag verhuisde Jozefs broer met zijn familie, en voor het eerst sinds de geboorte van Jezus installeerde Maria zich met haar kleine gezin in hun eigen huis. Binnen een week kreeg Jozef werk als timmerman, en ze waren overgelukkig.
Jezus was ongeveer drie jaar en twee maanden toen ze in Nazaret terugkwamen. Hij had al deze tochten heel goed doorstaan en verkeerde in uitstekende gezondheid; hij was op kinderlijke wijze opgetogen en opgewonden nu hij een eigen huis en erf had waar hij kon rondrennen en zich vermaken. Het gezelschap van zijn speelmakkertjes in Alexandrië miste hij echter erg.
Op weg naar Nazaret had Jozef Maria ervan overtuigd dat het niet verstandig zou zijn hun vrienden en verwanten in Galilea te laten weten dat Jezus een kind der belofte was. Ze kwamen overeen zich in te houden en tegen niemand van deze zaak te reppen, en ze hielden zich beiden zeer trouw aan deze belofte.
Het gehele vierde levensjaar van Jezus was een periode van normale lichamelijke ontwikkeling en buitengewone mentale activiteit. Hij was intussen zeer gehecht geraakt aan een buurjongetje van zijn eigen leeftijd, dat Jakob heette. Jezus en Jakob waren altijd gelukkig als ze samen speelden en toen ze groter werden, werden ze dikke vrienden en trouwe kameraden.
De volgende grote gebeurtenis in het leven van dit gezin in Nazaret was de geboorte van Jakobus, het tweede kind, in de vroege ochtend van de tweede april, in het jaar 3 v.Chr.. Jezus was verrukt bij de gedachte dat hij nu een broertje had, en kon urenlang bij hem staan om alleen maar te kijken naar de eerste activiteiten van de baby.
In het midden van de zomer van dit jaar bouwde Jozef een kleine werkplaats dichtbij de dorpsbron en bij het terrein waar de karavanen stilhielden. Hierna deed hij overdag nog maar weinig timmermanswerk. Twee van zijn broers en verschillende andere handwerkslieden werkten bij hem, en dezen stuurde hij erop uit terwijl hijzelf in de werkplaats bleef om jukken, ploegen en andere houten voorwerpen te maken. Hij werkte ook zo nu en dan met leer, en met touw en canvas. Toen Jezus groter werd, bracht hij wanneer hij niet op school was, dan ook ongeveer evenveel tijd door met het helpen van zijn moeder bij de huishoudelijke taken als met het toekijken bij het werk van zijn vader in de werkplaats, ondertussen luisterend naar de gesprekken en praatjes van de karavaanleiders en -passagiers die uit alle windstreken kwamen.
In juli van dit jaar, een maand voordat Jezus vier jaar werd, brak er door het contact met de karavaanreizigers een ernstige ingewandsziekte uit die zich door geheel Nazaret verspreidde. Maria maakte zich zo ongerust over het gevaar dat Jezus liep door deze epidemie, dat ze haar beide kinderen inpakte en naar het huis van haar broer vluchtte, die verscheidene mijlen ten zuiden van Nazaret buiten woonde aan de weg naar Megiddo bij Sarid. Ze kwamen pas ruim twee maanden later naar Nazaret terug. Jezus genoot bijzonder van zijn eerste ervaringen op een boerderij.