◄ 119:0
Verhandeling 119
119:2 ►

De zelfschenkingen van Christus Michael

1. De eerste zelfschenking

119:1.1

Het was een plechtig moment op Salvington toen de verzamelde leiders en hoofden van het universum Nebadon Michael bijna een miljard jaar geleden hoorden aankondigen dat zijn oudere broeder, Immanuel, weldra het gezag in Nebadon op zich zou nemen, terwijl hij (Michael), zou afreizen op een missie die niet nader werd verklaard. Er werden geen nadere mededelingen gedaan aangaande dit gebeuren, behalve dat er in de afscheidsboodschap aan de Constellatie-Vaders, naast andere instructies, werd gezegd: ‘Voor deze periode nu plaats ik u onder de zorg en hoede van Immanuel, terwijl ik heenga om de bevelen van mijn Paradijs-Vader op te volgen.’

119:1.2

Na deze afscheidsboodschap te hebben uitgezonden, verscheen Michael op het verzendingsveld van Salvington, net zoals vele malen daarvoor wanneer hij zich gereedmaakte voor vertrek naar Uversa of het Paradijs, behalve dat hij nu alleen kwam. Hij besloot de verklaring bij zijn vertrek met de volgende woorden: ‘Ik verlaat u slechts voor een korte tijd. Ik weet dat velen van u met mij mede zouden willen gaan, maar waar ik heen ga kunt gij niet komen. Dat wat ik op het punt sta te gaan doen, kunt gij niet doen. Ik ga om de wil van de Paradijs-Godheden uit te voeren en wanneer ik mijn missie heb beëindigd en deze ervaring heb verworven, zal ik terugkeren naar mijn plaats onder u.’ En toen hij aldus gesproken had, verdween Michael van Nebadon uit het gezicht van allen die daar verzameld waren, om pas na twintig jaar standaardtijd, weer te verschijnen. In heel Salvington wisten alleen de Goddelijke Hulp en Bijstand en Immanuel wat er plaatsvond, en de Unie der Dagen liet alleen de eerste uitvoerend gezagsdrager van het universum, Gabriël, de Blinkende Morgenster, in zijn geheim delen.

119:1.3

Alle inwoners van Salvington en de bewoners van de hoofdkwartierwerelden van de constellaties en stelsels verzamelden zich rond hun respectieve ontvangststations voor berichten uit het universum, in de hoop iets te horen omtrent de missie en verblijfplaats van de Schepper-Zoon. Pas op de derde dag na Michaels vertrek werd er een boodschap ontvangen die mogelijkerwijs van betekenis was. Op deze dag werd er op Salvington een mededeling geregistreerd uit de Melchizedek-wereld, het hoofdkwartier van deze orde in Nebadon, die eenvoudig de volgende buitengewone transactie vermeldde, een transactie waarvan nooit eerder was gehoord: ‘Vandaag op het middaguur is op het aankomstveld van deze wereld een vreemde Melchizedek-Zoon verschenen, die niet een der onzen is, maar geheel gelijk aan onze orde. Hij werd vergezeld door één enkele omniafijn die geloofsbrieven bij zich droeg uit Uversa en opdrachten overhandigde gericht aan ons hoofd, die afkomstig waren van de Ouden der Dagen en waren gewaarmerkt door Immanuel van Salvington; deze hielden in dat deze nieuwe Melchizedek-Zoon in onze orde diende te worden opgenomen en te worden aangesteld bij de nooddienst van de Melchizedeks van Nebadon. En het is aldus geregeld: dit is geschied.’

119:1.4

En dit is ongeveer het enige wat in de archieven van Salvington staat vermeld aangaande de eerste zelfschenking van Michael. Er is verder niets te vinden, tot honderd jaar Urantia-tijd later, toen het feit van Michaels terugkeer en zijn onaangekondigd hervatten van de leiding van de zaken van het universum werd opgetekend. Maar op de Mechizedek-wereld kunt ge een opmerkelijk verslag aantreffen, een relaas van de diensten van deze unieke Melchizedek-Zoon van het nood-korps van dat tijdperk. Dit verslag wordt bewaard in een eenvoudige tempel die nu op het terrein voor het huis van de Vader-Melchizedek staat, en bestaat uit het relaas van de diensten van deze tijdelijke Melchizedek-Zoon in verband met de vierentwintig missies inzake noodtoestanden in het universum, waarmede hij werd belast. En dit verslag, dat ik nog kortgeleden heb doorgenomen, eindigt aldus:

119:1.5

‘En vandaag, op het middaguur, zonder voorgaande aankondiging en in tegenwoordigheid van slechts drie leden van onze broederschap, verdween deze bezoekende Zoon van onze orde van onze wereld zoals hij was gekomen, vergezeld door slechts één enkele omniafijn; dit verslag wordt nu gesloten met de waarmerking dat deze bezoeker heeft geleefd als een Melchizedek: in de gelijkenis van een Melchizedek heeft hij gewerkt als een Melchizedek, en getrouw al zijn opdrachten volbracht als een Zoon voor noodsituaties van onze orde. Met universele toestemming is hij hoofd der Melchizedeks geworden, want hij heeft onze liefde en verering gewonnen door zijn onvergelijkelijke wijsheid, allerhoogste liefde en verheven plichtsbetrachting. Hij had ons lief, begreep ons en diende met ons en wij zijn voor immer zijn getrouwe en toegewijde mede-Melchizedeks, want deze vreemdeling op onze wereld is nu eeuwig een universum-dienaar geworden met de natuur van een Melchizedek.’

119:1.6

En dit is alles wat ik u mag vertellen over de eerste zelfschenking van Michael. Wij begrijpen natuurlijk geheel dat deze vreemde Melchizedek die een miljard jaar geleden op zulk een mysterieuze wijze dienst deed bij de Melchizedeks, niemand anders was dan de geïncarneerde Michael op de missie van zijn eerste zelfschenking. De verslagen vermelden niet specifiek dat deze unieke, efficiënte Melchizedek Michael was, maar het hele universum gelooft dat hij het was. Waarschijnlijk kan de werkelijke bevestiging van dit feit nergens anders gevonden worden dan in de archieven van Sonarington, en de archieven van die geheime wereld zijn niet toegankelijk voor ons. Alleen op deze heilige wereld van de goddelijke Zonen zijn de mysteriën van incarnatie en zelfschenking volledig bekend. Wij kennen allen de feiten van de zelfschenkingen van de Michaels, maar wij weten niet hoe deze tot stand komen. Wij weten niet hoe de regeerder van een universum, de schepper van de Melchizedeks, zo plotseling en mysterieus één van hen kan worden en gedurende honderd jaar als één hunner onder hen kan wonen en als een Melchizedek-Zoon kan werken. Maar zo is het geschied.


◄ 119:0
 
119:2 ►