◄ 117:5
Verhandeling 117
117:7 ►

God de Allerhoogste

6. De zoektocht naar de Allerhoogste

117:6.1

Wij zoeken de Allerhoogste in de universa, maar wij vinden hem niet. ‘Hij is het inwendige en het uitwendige van alle dingen en wezens, bewegende en niet bewegende. Onherkenbaar in zijn mysterie, hoewel verre is hij toch nabij.’ De Almachtig Allerhoogste is ‘de vorm van het nog ongevormde, het patroon van het nog ongeschapene.’ De Allerhoogste is uw thuis in het universum, en wanneer ge hem vindt, zal het zijn als een terugkeren naar huis. Hij is uw experiëntiële ouder, en hij is gegroeid in de ervaring van goddelijk ouderschap, evenals dit gebeurt in de ervaring van mensen. Hij kent u omdat hij zowel schepsel-gelijk als schepper-gelijk is.

117:6.2

Wanneer ge waarlijk begeert God te vinden, kan het niet anders dan dat in uw denken het besef van de Allerhoogste wordt geboren. Zoals God uw goddelijke Vader is, zo is de Allerhoogste uw goddelijke Moeder, in wie ge uw hele leven als universum-schepselen wordt gevoed. ‘Hoe universeel is de Allerhoogste—hij is alom! De eindeloze dingen der schepping zijn van zijn tegenwoordigheid afhankelijk om te kunnen leven, en geen ervan wordt afgewezen.’

117:6.3

Wat Michael is voor Nebadon, is de Allerhoogste voor de eindige kosmos: zijn Godheid is de grote weg waarlangs de liefde van de Vader uitstroomt naar de gehele schepping, en hij is de grote weg waarlangs eindige schepselen binnenwaarts gaan in hun zoeken naar de Vader die liefde is. Zelfs Gedachtenrichters zijn aan hem verwant: in hun oorspronkelijke natuur en goddelijkheid zijn zij als de Vader, maar wanneer zij de verrichtingen van de tijd in de universa der ruimte ervaren, worden zij als de Allerhoogste.

117:6.4

De daad van het schepsel waarbij hij verkiest de wil van de Schepper te doen, is een kosmische waarde en heeft een universum-betekenis waarop onmiddellijk wordt gereageerd door een ongeopenbaarde maar alomtegenwoordige coördinerende kracht, waarschijnlijk het functioneren van de activiteit van de Allerhoogste, die zich steeds verder uitbreidt.

117:6.5

De morontia-ziel van een evoluerende sterveling is werkelijk de zoon van de Richter-activiteit van de Universele Vader en het kind van de kosmische reactie van de Allerhoogste, de Universele Moeder. De moeder-invloed beheerst de menselijke persoonlijkheid gedurende de gehele kindheid van de groeiende ziel in het plaatselijk universum. De Godheid-ouders krijgen een meer gelijke invloed na de fusie met de Richter en gedurende de loopbaan in het superuniversum, maar wanneer de schepselen uit de tijd de doortocht door het centrale universum der eeuwigheid aanvangen, wordt de Vader-natuur in toenemende mate manifest, om zijn hoogste eindige manifestatie te bereiken na de herkenning van de Universele Vader en de toelating tot het Korps der Volkomenheid.

117:6.6

In en door de ervaring van het verwerven van volkomenheid worden de experiëntiële moeder-kwaliteiten van het opklimmende zelf enorm beïnvloed door contact met en ingevingen van de geest-tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon en de bewustzijnstegenwoordigheid van de Oneindige Geest. Vervolgens treedt er, in alle gebieden waar volkomenen actief zijn in het groot universum, een nieuw ontwaken aan de dag van het latente moeder-potentieel van de Allerhoogste, een nieuw besef van experiëntiële betekenissen, en een nieuwe synthese van de experiëntiële waarden van de gehele loopbaan van de opklimming. Het lijkt ons toe dat deze verwerkelijking van het zelf zal voortgaan in de universum-loopbaan van de volkomenen van het zesde stadium, totdat de moeder-erfenis van de Allerhoogste eindige synchroniciteit bereikt met de Richter-erfenis van de Vader. Deze intrigerende periode van werkzaamheid in het groot universum vormt de verdere volwassen loopbaan van de opgaande, vervolmaakte sterveling.

117:6.7

Wanneer het zesde stadium van bestaan is voltooid en het zevende, laatste stadium van geest-status is ingetreden, volgen waarschijnlijk de tijdperken van vooruitgang, tijdperken van verrijkende ervaring, rijpende wijsheid en verwezenlijking van goddelijkheid. In de natuur van de volkomene zal dit waarschijnlijk gelijkstaan met het bereiken van de voltooi- ing van de bewustzijnsworsteling om geestelijke zelfverwerkelijking, de voltooiing van de coördinatie van de opgaande mens-natuur met de goddelijke Richter-natuur binnen de grenzen der eindige mogelijkheden. Zulk een luisterrijk universum-zelf wordt aldus zowel de eeuwige, volkomen zoon van de Paradijs-Vader, als het eeuwige universum-kind van de Moeder- Allerhoogste, een universum-zelf dat bevoegd is om zowel de Vader als de Moeder van universa en persoonlijkheden te vertegenwoordigen bij iedere activiteit of onderneming die te maken heeft met het eindige bestuur van geschapen, scheppende, of evoluerende dingen en wezens.

117:6.8

Alle mensen die een ziel ontwikkelen, zijn letterlijk de evolutionaire zonen van God de Vader en God de Moeder, de Allerhoogste. Totdat de tijd aanbreekt dat de sterfelijke mens ziel-bewust wordt van zijn goddelijke erfgoed, moet de zekerheid dat hij verwant is met de Godheid echter in geloof worden beseft. ’s Mensen levenservaring is de kosmische cocon waarbinnen de universele schenkingen van de Allerhoogste en de universum-tegenwoordigheid van de Universele Vader (geen van welke persoonlijkheden zijn) de morontia-ziel van de tijd en het menselijk-goddelijke karakter van de volkomene tot ontwikkeling brengen, en deze volkomene heeft een universum-bestemming en zal eeuwig dienen.

117:6.9

Mensen vergeten maar al te vaak dat God de grootste ervaring in het menselijke bestaan is. Andere ervaringen zijn beperkt van aard en inhoud, maar de ervaring van God kent geen beperkingen behalve die van het begripsvermogen van het schepsel, en deze ervaring op zichzelf vergroot dat vermogen. Wanneer mensen God zoeken, zoeken zij alles. Wanneer zij God vinden, hebben zij alles gevonden. Het zoeken naar God is het onbeperkt schenken van liefde, vergezeld van verbazingwekkende ontdekkingen van nieuwe, grotere liefde die kan worden geschonken.

117:6.10

Alle ware liefde komt van God, en de mens ontvangt de goddelijke liefde naargelang hijzelf deze liefde aan zijn medemensen schenkt. Liefde is dynamisch. Zij kan nooit gevangen worden, zij is levend, vrij, opwindend en altijd in beweging. De mens kan de liefde van de Vader nooit opsluiten en gevangen houden in zijn hart. De liefde van de Vader kan alleen werkelijk worden voor de sterfelijke mens als zij door de persoonlijkheid van die mens heengaat, wanneer hij op zijn beurt deze liefde aan zijn medemensen schenkt. Het grote circuit van liefde loopt van de Vader via zonen naar broeders, en vandaar naar de Allerhoogste. De liefde van de Vader verschijnt in de sterfelijke persoonlijkheid door het dienstbetoon van de inwonende Richter. Zulk een Godkennende zoon openbaart deze liefde aan zijn universum-broeders, en deze broederliefde is het wezen van de liefde van de Allerhoogste.

117:6.11

De Allerhoogste kan niet anders worden benaderd dan door ervaring, en in de huidige tijdvakken der schepping zijn er slechts drie wegen waarlangs het schepsel het bewind van de Allerhoogste kan benaderen:

117:6.12

1. De Burgers van het Paradijs dalen af van het eeuwige Eiland via Havona, waar zij het vermogen verwerven om het bewind van de Allerhoogste te begrijpen door observatie van de Paradijs-Havona-werkelijkheidsdifferentie, en door het verkennen en ontdekken van de veelvoudige activiteiten der Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden, van de Meester-Geesten tot en met de Schepper-Zonen.

117:6.13

2. De opgaande persoonlijkheden van tijd en ruimte, die uit de evolutionaire universa van de Allerhoogste Scheppers opklimmen, komen de Allerhoogste zeer nabij wanneer zij door Havona trekken ter voorbereiding op de toenemende appreciatie van de eenheid van de Paradijs-Triniteit.

117:6.14

3. De inwoners van Havona krijgen een zeker begrip van de Allerhoogste door contacten met de afdalende pelgrims van het Paradijs en de opklimmende pelgrims uit de zeven superuniversa. Inwoners van Havona zijn inherent in de positie om de wezenlijk verschillende gezichtspunten van de burgers van het eeuwige Eiland en de burgers van de evolutionaire universa met elkaar te harmoniseren.

117:6.15

Voor evolutionaire schepselen zijn er zeven grote toegangswegen tot de Universele Vader, en elk van deze opgangen naar het Paradijs loopt door de goddelijkheid van één van de Zeven Meester-Geesten; elk van deze toegangswegen wordt mogelijk gemaakt door een vergroting van de ontvankelijkheid voor ervaring, welke het gevolg is van het feit dat het schepsel gediend heeft in het superuniversum dat de natuur van die Meester-Geest weerspiegelt. Het totaal van deze zeven ervaringen vormt voor een schepsel de thans bekende grens van zijn besef van de realiteit en actualiteit van God de Allerhoogste.

117:6.16

Het zijn niet alleen ’s mensen eigen beperkingen die hem verhinderen de eindige God te vinden, het is ook de onvolledigheid van het universum; zelfs de onvolledigheid van alle schepselen—die van verleden, heden en toekomst—maakt de Allerhoogste ontoegankelijk. God de Vader kan gevonden worden door ieder individu die het goddelijke niveau van Godgelijkheid heeft bereikt, maar God de Allerhoogste zal nooit persoonlijk ontdekt worden door enig schepsel alleen, tot het verre tijdstip waarop, door het universeel bereiken van volmaaktheid, alle schepselen hem gelijktijdig zullen vinden.

117:6.17

Ondanks het feit dat ge hem in dit universum-tijdperk niet persoonlijk kunt vinden, zoals ge de Vader, de Zoon en de Geest wel kunt en zult vinden, zal de opklimming naar het Paradijs en de daarop volgende loopbaan in het universum in uw bewustheid niettemin geleidelijk de erkenning doen ontstaan van de universum-tegenwoordigheid en de kosmische activiteit van de God van alle ervaring. De vruchten van de geest zijn de substantie van de Allerhoogste zoals hij in ’s mensen ervaring realiseerbaar is.

117:6.18

Het feit dat de mens te eniger tijd de Allerhoogste zal bereiken, vloeit voort uit zijn fusie met de geest van de Paradijs-Godheid. Bij Urantianen is deze geest de Richter-tegenwoordigheid van de Universele Vader; en ofschoon de Geheimnisvolle Mentor uit de Vader is en gelijk de Vader, betwijfelen wij of zelfs deze goddelijke gave de onmogelijke taak kan volbrengen om de natuur van de oneindige God aan een eindig schepsel te openbaren. Wij hebben het vermoeden dat wat de Richters aan toekomstige volkomenen van het zevende stadium zullen openbaren, de goddelijkheid en de natuur zal zijn van God de Allerhoogste. En deze openbaring zal voor een eindig schepsel betekenen wat de openbaring van de Oneindige zou betekenen voor een absoluut wezen.

117:6.19

De Allerhoogste is niet oneindig, maar hij behelst waarschijnlijk alle oneindigheid die een eindig schepsel ooit werkelijk kan bevatten. Meer te begrijpen dan de Allerhoogste betekent meer dan eindig te zijn!

117:6.20

Alle experiëntiële scheppingen zijn onderling van elkaar afhankelijk in het verwezenlijken van hun bestemming. Alleen existentiële werkelijkheid is in zichzelf besloten en op zichzelf bestaand. Havona en de zeven superuniversa hebben elkaar nodig om het maximum aan eindige verworvenheid te bereiken; evenzo zullen zij eens afhankelijk zijn van de toekomstige universa in de buiten-ruimte om het eindige te kunnen transcenderen.

117:6.21

Een mens die opklimt kan de Vader vinden; God is existentieel en daarom werkelijk, ongeacht de staat van ervaring in het totale universum. Maar geen enkel wezen in opklimming zal ooit de Allerhoogste vinden, voordat alle opklimmende wezens dat maximum aan universum-volwassenheid hebben bereikt dat hen in staat zal stellen gelijktijdig deel te hebben aan deze ontdekking.

117:6.22

De Vader kent geen aanzien des persoons: hij behandelt elk van zijn opklimmende zonen als een kosmisch individu. De Allerhoogste kent evenmin aanzien des persoons: hij behandelt zijn experiëntiële kinderen als een enkelvoudige kosmische totaliteit.

117:6.23

De mens kan de Vader in zijn hart ontdekken, maar hij zal de Allerhoogste moeten zoeken in de harten van alle andere mensen; en wanneer alle schepselen de liefde van de Allerhoogste volmaakt openbaren, dan zal hij een universum-actualiteit worden voor alle schepselen. En dit is alleen een andere manier om te zeggen dat dan de universa bestendigd zullen zijn in licht en leven.

117:6.24

Het bereiken van vervolmaakte zelfverwerkelijking door alle persoonlijkheden, plus het bereiken van vervolmaakt evenwicht in alle universa, staat gelijk aan het bereiken van de Allerhoogste en getuigt van de bevrijding van alle eindige werkelijkheid uit de beperkingen van onvolledig bestaan. Deze uitputting van alle eindige potentialiteiten levert het voltooide bereiken van de Allerhoogste op, hetgeen anders kan worden gedefinieerd als de voltooide evolutionaire actualisatie van de Allerhoogste zelf.

117:6.25

Mensen vinden de Allerhoogste niet plotseling en op spectaculaire wijze, zoals een aardbeving kloven scheurt in de rotsen, maar zij vinden hem langzaam en geduldig, zoals een rivier in het verborgene de bodem onder zich uitslijpt.

117:6.26

Wanneer ge de Vader vindt, zult ge de grote oorzaak van uw geestelijke opklimming in de universa vinden; wanneer ge de Allerhoogste vindt, zult ge het grote gevolg van uw loopbaan van voortgang naar het Paradijs ontdekken.

117:6.27

Maar geen Godkennende sterveling kan ooit eenzaam zijn op zijn reis door de kosmos, want hij weet dat de Vader naast hem gaat, iedere schrede van de weg, terwijl de weg die hij aflegt de tegenwoordigheid zelve van de Allerhoogste is.


◄ 117:5
 
117:7 ►