In de evolutionaire superuniversa is energie-materie dominant, behalve in persoonlijkheid, waar geest, door bemiddeling van bewustzijn, worstelt om de overhand. Het doel der evolutionaire universa is de onderwerping van energie-materie door bewustzijn, de coördinatie van bewustzijn met geest, en dit alles krachtens de creatieve, verenigende tegenwoordigheid van persoonlijkheid. Zo worden, met betrekking tot persoonlijkheid, fysische systemen ondergeschikt, bewustzijnssystemen nevengeschikt, en geest-systemen richtinggevend.
Deze vereniging van kracht en persoonlijkheid drukt zich op godheidsniveaus uit in en als de Allerhoogste. Maar de daadwerkelijke evolutie van de dominantie van geest is een groeiproces dat stoelt op de vrije wilsdaden van de Scheppers en schepselen van het groot universum.
Op absolute niveaus zijn energie en geest één. Maar zodra deze absolute niveaus worden verlaten, treedt er verschil aan de dag en wanneer energie en geest zich vanuit het Paradijs naar de ruimte toe bewegen, wordt de kloof tussen hen steeds wijder, todat zij in de plaatselijke universa sterk divergent zijn geworden. Daar zijn zij niet meer identiek en lijken zij zelfs niet op elkaar, en de bemiddeling van bewustzijn is daar nodig om hen met elkaar in verband te brengen.
Het feit dat energie door de actie van controlerende persoonlijkheden gericht kan worden, onthult de reactiviteit van energie op de actie van bewustzijn. Het feit dat massa gestabiliseerd kan worden door de actie van dezelfde controlerende entiteiten, toont de reactiviteit aan van massa op de orde-voortbrengende tegenwoordigheid van bewustzijn. En dat geest zelf in wilspersoonlijkheid door middel van bewustzijn kan streven naar de beheersing van energie-materie, onthult de potentiële eenheid van de gehele eindige schepping.
Er bestaat een onderlinge afhankelijkheid van alle krachten en persoonlijkheden in heel het universum van universa. Schepper-Zonen en Scheppende Geesten zijn bij het organiseren van universa afhankelijk van het coöperatief functioneren van de krachtcentra en fysische controleurs; de Allerhoogste Krachtdirigenten zijn incompleet zonder de albeheersing van de Meester-Geesten. In een mens geeft het levensmechanisme, althans gedeeltelijk, gehoor aan de bevelen van (persoonlijk) bewustzijn. Op zijn beurt kan ditzelfde bewustzijn overheerst worden door de leiding van doelgerichte geest, en het gevolg van deze evolutionaire ontwikkeling is dat er een nieuw kind van de Allerhoogste wordt voortgebracht, een nieuwe persoonlijke vereniging van de verscheidene soorten kosmische realiteit.
En zoals het gesteld is met de delen, zo is het ook met het geheel: de geest-persoon van het Allerhoogst bewind heeft de evolutionaire kracht van de Almachtige nodig om voltooiing als Godheid te verwerven en om zijn bestemming, de associatie met de Triniteit, te bereiken. De persoonlijkheden in tijd en ruimte spannen zich in, maar de culminatie en volbrenging van deze inspanning is de daad van de Almachtig Allerhoogste. En terwijl de groei van het geheel aldus een totalisering is van de collectieve groei van de delen, volgt hieruit evenzeer dat de evolutie van de delen een gesegmenteerde weerspiegeling is van de doelgerichte groei van het geheel.
Op het Paradijs zijn monota en geest als één—niet van elkaar te onderscheiden, behalve in naam. In Havona zijn materie en geest weliswaar duidelijk verschillend, maar terzelfdertijd van nature harmonieus. In de zeven superuniversa is er echter een sterke divergentie; er is een wijde kloof tussen kosmische energie en goddelijke geest, en daarom bestaat er een groter experiëntieel potentieel tot bewustzijnswerkzaamheid bij het harmoniseren en uiteindelijk verenigen van fysisch patroon en geestelijke doeleinden. De universa in de ruimte die in de tijd evolueren, kennen een grotere tempering van goddelijkheid, hebben moeilijker problemen op te lossen en een ruimere gelegenheid om ervaring te verwerven bij het oplossen van deze problemen. En deze gehele situatie in de superuniversa brengt een grotere arena van evolutionair bestaan voort, waar schepsel en Schepper—ja zelfs de Allerhoogste Godheid—gelijkelijk beschikken over de mogelijkheid tot kosmische ervaring.
De overheersing door geest, die existentieel is op absolute niveaus, wordt een evolutionaire ervaring op eindige niveaus en in de zeven superuniversa. En deze ervaring wordt gelijkelijk door allen gedeeld, van stervelingen tot en met de Allerhoogste. Allen streven, streven persoonlijk, om deze ervaring te bereiken, en allen hebben deel, persoonlijk deel, in de bestemming.