◄ 115:3
Verhandeling 115
115:5 ►

De Allerhoogste

4. Bronnen der Allerhoogste werkelijkheid

115:4.1

Iedere beschouwing over de oorsprongen van God de Allerhoogste moet beginnen met de Paradijs-Triniteit, want de Triniteit is oorspronkelijke Godheid, terwijl de Allerhoogste afgeleide Godheid is. Iedere beschouwing over de groei van de Allerhoogste moet aandacht schenken aan de existentiële trioditeiten, want deze omvatten (samen met de Eerste Bron en Centrum) alle absolute actualiteit en alle oneindige potentialiteit. En de evolutionaire Allerhoogste is het culminerende, persoonlijk volitionele focus van de transmutatie—de transformatie—van potentiële tot actuele fasen in en op het eindige niveau van bestaan. De twee trioditeiten, de actuele en de potentiële, omvatten de totaliteit van de onderlinge betrekkingen van groei in de universa.

115:4.2

De bron van de Allerhoogste ligt in de Paradijs-Triniteit—eeuwige, actuele en ongedeelde Godheid. De Allerhoogste is in de allereerste plaats een geest-persoon, en deze geest-persoon stamt uit de Triniteit. Maar de Allerhoogste is ten tweede een Godheid van groei—evolutionaire groei—en deze groei komt voort uit de twee trioditeiten, de actuele en de potentiële.

115:4.3

Als het u moeilijk valt om te begrijpen dat de oneindige trioditeiten op het eindige niveau kunnen functioneren, dient ge stil te staan bij het feit dat juist deze oneindigheid de potentialiteit van het eindige wel moet bevatten: de oneindigheid omvat alle dingen, van de laagste, meest voorwaardelijke, eindige vorm van bestaan tot de hoogste, ongekwalificeerd absolute werkelijkheden.

115:4.4

Het feit dat het oneindige het eindige bevat, is niet zo moeilijk te begrijpen als de manier waarop het oneindige daadwerkelijk manifest is voor het eindige. Maar de inwoning van de Gedachtenrichter in de sterfelijke mens vormt een van de eeuwige bewijzen dat zelfs de absolute God (in zijn absolute kwaliteit) daadwerkelijk rechtstreeks contact kan maken met zelfs de laagste en minste van alle wilsschepselen in het universum, en dit doet.

115:4.5

De trioditeiten die collectief het actuele en het potentiële omvatten, manifesteren zich op het eindige niveau samen met de Allerhoogste. Deze manifestatie vindt zowel langs directe als indirecte weg plaats; direct voorzover betrekkingen tussen de trioditeiten een directe weerslag hebben in de Allerhoogste, en indirect voorzover deze worden afgeleid via het geresulteerde niveau van het absoniete.

115:4.6

De allerhoogste werkelijkheid, die de totale eindige werkelijkheid is, is dynamisch groeiende tussen de ongekwalificeerde potentiële werkelijkheidsfasen der buitenruimte en de ongekwalificeerde actuele werkelijkheidsfasen in het centrum van alle dingen. Het eindige domein komt aldus tot feitelijk bestaan door middel van de samenwerking van de absoniete krachten van het Paradijs en de Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden in de tijd. De daad van het tot rijping brengen van de gekwalificeerde mogelijkheden van de drie grote potentiële Absoluten is de absoniete werkzaamheid van de Architecten van het Meester-Universum en hun transcendentale deelgenoten. En wanneer deze resulteringen een bepaald rijpingspunt hebben bereikt, verschijnen uit het Paradijs de Allerhoogste Schepper-Persoonlijkheden die de eeuwenlange taak ter hand nemen om de evoluerende universa tot feitelijk bestaan te brengen.

115:4.7

De groei van het Allerhoogst bewind komt voort uit de trioditeiten, de geest-persoon van de Allerhoogste uit de Triniteit, doch de krachtprerogatieven van de Almachtige stoelen op de successen in goddelijkheid van God de Zevenvoudige, terwijl het samenvoegen van de krachtprerogatieven van de Almachtig Allerhoogste met de geest-persoon van God de Allerhoogste plaatsvindt krachtens het dienstbetoon van de Vereend Handelende Geest, die het bewustzijn van de Allerhoogste heeft geschonken als de samenvoegende factor in deze evolutionaire Godheid.


◄ 115:3
 
115:5 ►