◄ 112:0
Verhandeling 112
112:2 ►

De overleving van persoonlijkheid

1. Persoonlijkheid en realiteit

112:1.1

Persoonlijkheid wordt door de Universele Vader als een potentieel eeuwige gave aan zijn schepselen geschonken. Dit goddelijke geschenk is bedoeld om te functioneren op talrijke niveaus en in opeenvolgende universum-omstandigheden, variërend van het laagste eindige plan tot aan het hoogste absoniete, zelfs tot aan de grenzen van het absolute. Persoonlijkheid werkt aldus op drie kosmische niveaus, of in drie fasen van het universum:

112:1.2

1. De positie-status. Persoonlijkheid functioneert even doeltreffend in het plaatselijk universum, als in het superuniversum en het centrale universum.

112:1.3

2. De bedoeling-status. Persoonlijkheid werkt effectief op de niveaus van het eindige, het absoniete, en zelfs waar zij het raakt aan het absolute.

112:1.4

3. De waarde-status. Persoonlijkheid kan experiëntieel worden gerealiseerd in de progressieve gebieden van het materiële, het morontiale en het geestelijke.

112:1.5

Persoonlijkheid heeft een voltooid gebied van kosmisch dimensionele werking. Eindige persoonlijkheid kent drie dimensies, die in grote trekken als volgt functioneren:

112:1.6

1. De lengte stelt de richting en de natuur van de voortgang voor—beweging door de ruimte overeenkomstig de tijd—evolutie.

112:1.7

2. De verticale diepte omvat de impulsen en attitudes van het organisme, de verschillende niveaus van zelfverwerkelijking en het algemene verschijnsel van het reageren op de omgeving.

112:1.8

3. De breedte omvat het domein van de coördinatie, associatie, en organisatie van de zelfheid.

112:1.9

Het type persoonlijkheid dat aan de stervelingen van Urantia wordt verleend, heeft een potentieel van zeven dimensies van zelfuitdrukking of persoonsrealisatie. Drie van deze dimensionele verschijnselen kunnen worden verwezenlijkt op het eindige niveau, drie op het absoniete niveau, en één op het absolute niveau. Op sub-absolute niveaus kan deze zevende of totaliteitsdimensie worden ervaren als het feit van persoonlijkheid. Deze allerhoogste dimensie is een associeerbaar absolutum en vormt dimensioneel, ofschoon niet oneindig, een potentieel dat op sub-oneindige wijze tot in het absolute kan doordringen.

112:1.10

De eindige dimensies van persoonlijkheid hebben betrekking op kosmische lengte, diepte en breedte. Lengte geeft bedoeling aan, diepte geeft waarde te kennen, breedte omvat inzicht—het vermogen om onbetwistbare bewustheid van de kosmische werkelijkheid te ervaren.

112:1.11

Op het morontia-niveau worden al deze eindige dimensies van het materiële niveau ten zeerste uitgebreid, en kunnen bepaalde nieuwe dimensionele waarden worden verwezenlijkt. Al deze grotere dimensionele ervaringen van het morontia-niveau worden op wonderbaarlijke wijze aan de allerhoogste of persoonlijkheidsdimensie gekoppeld, door de invloed van mota en ook vanwege de bijdrage der morontia-mathematica.

112:1.12

Veel moeilijkheden die stervelingen ervaren bij hun bestudering van de menselijke persoonlijkheid, zouden kunnen worden vermeden indien het eindige schepsel in gedachten zou willen houden dat dimensionele niveaus en geestelijke niveaus niet gecoördineerd worden in de experiëntiële persoonlijkheidsverwezenlijking.

112:1.13

Het leven is eigenlijk een proces dat zich afspeelt tussen het organisme (het zelf) en zijn omgeving. De persoonlijkheid verleent identiteitswaarde en continuïteitsbedoelingen aan deze associatie van het organisme met zijn omgeving. Zoals ge zult inzien, volgt hieruit dat het verschijnsel van stimulus-respons niet een zuiver mechanisch proces is, aangezien de persoonlijkheid functioneert als een factor in de totale situatie. Het blijft juist dat mechanismen van nature passief zijn; organismen zijn inherent actief.

112:1.14

Het fysische leven is een proces dat zich niet zozeer binnen het organisme afspeelt, als wel tussen het organisme en zijn omgeving. En zo’n proces draagt er altijd toe bij dat het organisme ten aanzien van zulk een omgeving reactiepatronen schept en vastlegt. En al zulke richtinggevende patronen zijn van grote invloed op het kiezen van doeleinden.

112:1.15

Door de bemiddeling van het bewustzijn nu, leggen het zelf en zijn omgeving zinvol contact. Het vermogen en de bereidheid van het organisme om zulke betekenisvolle contacten met de omgeving tot stand te brengen (respons op een impuls) vormt de instelling van de gehele persoonlijkheid.

112:1.16

Persoonlijkheid kan niet goed functioneren in afzondering. De mens is van nature een sociaal wezen: hij wordt beheerst door het sterke verlangen om erbij te horen. ‘Niemand leeft voor zichzelf,’ is letterlijk waar.

112:1.17

Maar de opvatting van de persoonlijkheid als de bedoeling van het geheel van het levende, functionerende schepsel houdt veel meer in dan de integratie van betrekkingen; zij geeft de vere- niging van alle factoren van de realiteit aan, alsmede de coördinatie van betrekkingen. Be- trekkingen bestaan tussen twee objecten, doch drie of meer objecten resulteren in een systeem en zo’n systeem is veel meer dan alleen een grotere of complexe betrekking. Dit onderscheid is van vitaal belang, want in een kosmisch systeem zijn de individuele leden niet met elkaar verbonden, behalve in betrekking tot het geheel en door de individualiteit van het geheel.

112:1.18

In het menselijke organisme vormt het totaal der delen het zelf—de individualiteit—maar een dergelijk proces heeft hoegenaamd niets te maken met de persoonlijkheid, die de vereniger is van al deze factoren zoals deze in betrekking staan tot kosmische realiteiten.

112:1.19

Aan verzamelingen worden delen toegevoegd; in systemen worden delen gerangschikt. Systemen zijn opmerkelijk vanwege de organisatie—de positionele waarden. In een goed systeem zijn alle factoren op hun kosmische plaats. In een slecht systeem ontbreekt er iets of is er iets niet op zijn plaats—verstoord. In het systeem van de mens is het de persoonlijkheid die alle activiteiten verenigt en op haar beurt de kwaliteiten van identiteit en creativiteit verleent.


◄ 112:0
 
112:2 ►