◄ 106:6
Verhandeling 106
106:8 ►

Werkelijkheidsniveaus in het Universum

7. De finaliteit van bestemming

106:7.1

Sommige moeilijkheden bij het vormen van denkbeelden aangaande de oneindige werkelijkheidsintegratie zijn inherent aan het feit dat al dergelijke ideeën iets behelzen van de finaliteit van de universele ontwikkeling, een soort experiëntiële realisatie van al wat ooit zou kunnen bestaan. En het is onvoorstelbaar dat kwantitatieve oneindigheid ooit volledig in finaliteit gerealiseerd zou kunnen worden. Zo moeten in de drie potentiële Absoluten altijd onverkende mogelijkheden overblijven, die door geen experiëntiële ontwikkeling, hoe groot ook, ooit zouden kunnen worden uitgeput. De eeuwigheid zelve is, hoewel absoluut, niet meer dan absoluut.

106:7.2

Zelfs een tentatieve voorstelling van de finale integratie is niet te scheiden van de vervullingen der ongekwalificeerde eeuwigheid, en is daarom praktisch niet te realiseren in enige voorstelbare toekomstige tijd.

106:7.3

Alle bestemming wordt ingesteld door de wilsdaad van de Godheden die de Paradijs-Triniteit vormen; alle bestemming wordt ingesteld in de enorme wijdsheid van de drie grote potentialiteiten, wier absoluutheid de mogelijkheden van alle toekomstige ontwikkeling inhoudt; alle bestemming wordt waarschijnlijk vervuld door de handeling van de Voleinder van de Bestemming van het Universum, en deze daad is waarschijnlijk met de Allerhoogste en de Ultieme betrokken in de Absolute Triniteit. Iedere experiëntiële bestemming kan tenminste gedeeltelijk begrepen worden door ervarende schepselen, maar een bestemming die oneindige, existentiële werkelijkheden raakt, is nauwelijks te bevatten. De finaliteitsbestemming is een existentieel-experiëntieel bereiken, dat met het Godheid-Absolute te maken lijkt te hebben. Maar het Godheid-Absolute staat in een eeuwigheidsbetrekking tot het Ongekwalificeerd Absolute krachtens het Universeel Absolute. En deze drie Absoluten, experiëntieel in mogelijkheid, zijn daadwerkelijk existentieel en meer, aangezien zij grenzeloos, tijdloos, ruimteloos, onbeperkt en onmetelijk zijn—waarlijk oneindig.

106:7.4

De onwaarschijnlijkheid dat het doel bereikt zal worden weerhoudt ons echter niet van filosofische bespiegelingen over dergelijke hypothetische bestemmingen. De actualisatie van het Godheid-Absolute als een bereikbare, absolute God is misschien praktisch onmogelijk te realiseren, maar zulk een finaliteitsvervulling blijft niettemin een theoretische mogelijkheid. De betrokkenheid van het Ongekwalificeerd Absolute in een onvoorstelbare kosmos-oneindigheid moge dan onmetelijk ver weg in de toekomstigheid der eindeloze eeuwigheid liggen, maar deze hypothese is niettemin gegrond. Stervelingen, morontianen, geesten, volkomenen, Transcendentalen en anderen, samen met de universa zelve en alle andere fasen der realiteit, hebben zeker een potentieel finale bestemming die van absolute waarde is, maar wij betwijfelen of enig wezen of universum ooit volledig alle aspecten van zulk een bestemming zal bereiken.

106:7.5

Hoezeer ge ook moogt groeien in het begrijpen van de Vader, uw bewustzijn zal altijd versteld staan van de niet-geopenbaarde oneindigheid van de Vader-IK BEN, wiens onverkende onmetelijkheid door alle cycli der eeuwigheid heen immer onpeilbaar en onbegrijpelijk zal blijven. Hoeveel van God ge ook moogt bereiken, er zal altijd veel meer van hem resteren waarvan ge het bestaan zelfs niet vermoedt. En wij geloven dat dit evenzeer geldt op transcendentale niveaus als in de domeinen van het eindige bestaan. De zoektocht naar God is eindeloos!

106:7.6

Dit onvermogen om God in een finale zin te bereiken dient de schepselen in het universum geenszins te ontmoedigen: immers, ge kunt de Godheidsniveaus van de Zevenvoudige, de Allerhoogste en de Ultieme bereiken en bereikt deze ook, en deze betekenen voor u wat het oneindige besef van God de Vader betekent voor de Eeuwige Zoon en de Vereend Handelende Geest, in hun absolute status van eeuwigheidsbestaan. De oneindigheid van God betekent geenszins een kwelling voor het schepsel, maar moet hem integendeel de allerhoogste zekerheid geven dat er in alle eindeloze toekomstigheid voor een opklimmende persoonlijkheid mogelijkheden zullen zijn tot persoonlijkheidsontwikkeling en associatie met de Godheid, die zelfs in de eeuwigheid niet zullen kunnen worden uitgeput noch beëindigd.

106:7.7

Eindige schepselen in het groot universum lijkt de voorstelling van het meester-universum welhaast oneindig toe, maar ongetwijfeld zien de absoniete architecten ervan dat het is verbonden aan toekomstige, ongedachte ontwikkelingen binnen de oneindige IK BEN. Zelfs de ruimte zelve is slechts een ultieme toestand, een toestand van kwalificatie binnen de relatieve absoluutheid van de rustige zones der middenruimte.

106:7.8

Op het onvoorstelbaar verre, toekomstige eeuwigheidsmoment dat het gehele meester-universum voltooid zal zijn, zullen wij allen ongetwijfeld op de gehele geschiedenis ervan terugzien als nog pas het begin, niet meer dan de schepping van bepaalde eindige en transcendentale grondslagen voor nog grotere, nog boeiender metamorfosen in de niet in kaart gebrachte oneindigheid. Op zulk een toekomstig eeuwigheidsmoment zal het meester-universum nog steeds jong lijken, en het zal inderdaad altijd jong blijven ten opzichte van de grenzeloze mogelijkheden van de nimmer eindigende eeuwigheid.

106:7.9

De onwaarschijnlijkheid dat een oneindige bestemming ooit bereikt zal worden, weerhoudt ons geenszins van het vormen van ideeën over zulk een bestemming, en wij zeggen zonder aarzeling dat, indien de drie absolute potentialiteiten ooit volledig geactualiseerd zouden kunnen worden, het mogelijk zou zijn om ons de finale integratie van de totale werkelijkheid voor te stellen. Deze ontwikkelingsrealisatie stoelt op de voltooide actualisatie van de Ongekwalificeerde, Universele en Godheid-Absoluten, de drie potentialiteiten wier verbintenis de latentie van de IK BEN vormt, de opgeschorte realiteiten der eeuwigheid, de nog ongebruikte mogelijkheden van alle toekomstigheid, en nog meer.

106:7.10

Dergelijke gebeurlijkheden liggen op zijn zachtst gezegd tamelijk ver weg, maar niettemin geloven wij dat we in de mechanismen, persoonlijkheden en associaties van de drie Triniteiten de theoretische mogelijkheid bespeuren dat de zeven absolute fasen van de Vader-IK BEN herenigd zullen worden. En hiermee staan wij oog in oog met het denkbeeld van de drievoudige Triniteit, bestaande uit de Paradijs-Triniteit van existentiële status en de twee Triniteiten van experiëntiële natuur en oorsprong, die vervolgens tevoorschijn treden.


◄ 106:6
 
106:8 ►