◄ 106:5
Verhandeling 106
106:7 ►

Werkelijkheidsniveaus in het Universum

6. De Absolute of zesde ease-integratie

106:6.1

Het huidige potentieel van het meester-universum is nauwelijks absoluut, ofschoon het heel wel bijna-ultiem kan zijn, en wij achten het onmogelijk dat de volledige openbaring van absolute betekenis-waarden tot stand zal komen binnen een subabsolute kosmos. Wij stuiten daarom op aanzienlijke moeilijkheden wanneer wij trachten ons een totale uitdrukking van de grenzeloze mogelijkheden der drie Absoluten voor te stellen, en zelfs wanneer wij trachten de experiëntiële personalisatie van God de Absolute te visualiseren op het thans onpersoonlijke niveau van het Godheid-Absolute.

106:6.2

Het ruimtetoneel van het meester-universum lijkt adequaat te zijn voor de actualisatie van de Allerhoogste, voor de vorming en het volledig functioneren van de Ultieme Triniteit, voor de resultering van God de Ultieme, en zelfs voor de aanvang van de Absolute Triniteit. Maar onze denkbeelden over het volledig functioneren van deze tweede experiëntiële Triniteit lijken iets in te houden dat zelfs verder gaat dan het zich ver uitstrekkende meester-universum.

106:6.3

Wanneer wij aannemen dat er een kosmos-oneindigheid is—een onbegrensde kosmos voorbij het meester-universum—en indien wij ons voorstellen dat de finale ontwikkelingen van de Absolute Triniteit zullen plaatsvinden op een dergelijk boven-ultiem toneel van handeling, dan wordt het mogelijk te veronderstellen dat de voltooide functie van de Absolute Triniteit finale uitdrukking zal bereiken in de scheppingen der oneindigheid, en dat zij de absolute actualisatie van alle potentialiteiten in vervulling zal doen gaan. De integratie en associatie van steeds groter wordende segmenten der werkelijkheid zullen absoluutheid van status benaderen overeenkomstig de mate waarin alle werkelijkheid wordt omvat binnen de segmenten die zo met elkaar worden geassocieerd.

106:6.4

In andere woorden: zoals haar naam impliceert, is de Absolute Triniteit werkelijk absoluut in haar totale functie. Wij weten niet hoe een absolute functie totale uitdrukking kan bereiken op een gekwalificeerde, begrensde of anderszins beperkte basis. Daarom moeten wij wel aannemen dat een dergelijke totaliteitsfunctie altijd onvoorwaardelijk zal zijn (in potentie). Het lijkt ons bovendien toe dat het onvoorwaardelijke ook onbegrensd zal zijn, althans vanuit een kwalitatief standpunt gezien, hoewel wij hier niet zo zeker van zijn wat betreft kwantitatieve betrekkingen.

106:6.5

Dit weten wij echter zeker: ofschoon de existentiële Paradijs-Triniteit oneindig is, en de experiëntiële Ultieme Triniteit suboneindig, is de Absolute Triniteit niet zo gemakkelijk te klassificeren. Hoewel experiëntieel in genese en constitutie, raakt zij zeker aan de existentiële Absoluten van potentialiteit.

106:6.6

Ofschoon het voor het menselijk bewustzijn nauwelijks nuttig is te trachten om deze verre, bovenmenselijke denkbeelden te vatten, zouden wij hier willen zeggen dat het eeuwigheidshandelen van de Absolute Triniteit gedacht kan worden als culminerend in een soort experiëntialisatie van de Absoluten van potentialiteit. Dit lijkt een redelijke conclusie wat betreft het Universeel Absolute, zo niet het Ongekwalificeerd Absolute; wij weten tenminste dat het Universeel Absolute niet alleen statisch en potentieel is, maar ook associatief in de totale Godheidszin van deze woorden. Maar met betrekking tot de voorstelbare waarden van goddelijkheid en persoonlijkheid, houden deze veronderstelde gebeurtenissen de personalisatie in van het Godheid-Absolute en de verschijning van die bovenpersoonlijke waarden en die ultrapersoonlijke bedoelingen welke inherent zijn aan de voltooiing van de persoonlijkheid van God de Absolute—de derde en laatste der experiëntiële Godheden.


◄ 106:5
 
106:7 ►