De theologie houdt zich bezig met de intellectuele inhoud van de religie, de metafysica (openbaring) met haar filosofische aspecten. Religieuze ervaring is de geestelijke inhoud van religie. Niettegenstaande de mythologische grillen en psychologische illusies in de intellectuele in- houd van religie, de metafysische veronderstellingen die op dwaling berusten en de technieken van het zelfbedrog, de politieke vervormingen en de sociaal-economische perverteringen in de filosofische inhoud van religie, blijft de geestelijke ervaring van de persoonlijke religie echt en geldig.
Religie heeft te maken met voelen, handelen en leven, niet alleen met denken. Het denken is nauwer verwant met het materiële leven en dient overwegend, doch niet geheel en al, beheerst te worden door de rede en de feiten der wetenschap en, bij zijn niet-materiële omhoogreiken naar de gebieden van geest, door waarheid. Hoe illusoir en onjuist iemands theologie ook moge zijn, de religie van dezelfde mens kan geheel echt en eeuwig waar zijn.
Het Boeddhisme is in zijn oorspronkelijke vorm een van de beste religies zonder God die in de hele geschiedenis der evolutie van Urantia is ontstaan, ook al is dit geloof niet zonder god gebleven toen het zich verder ontwikkelde. Religie zonder geloof is een tegenstrijdigheid; zonder God is zij een filosofische ongerijmdheid en een intellectuele absurditeit.
De magische en mythologische afkomst van de natuurlijke religie ontkracht niet de werkelijkheid en waarheid van de latere openbaringsreligies en het volkomen, reddende evangelie van de religie van Jezus. Het leven en de leringen van Jezus hebben de religie afdoend ontdaan van het bijgeloof van de magie, de illusies van de mythologie en de slavernij van het traditionele dogmatisme. Deze vroege magie en mythologie hebben echter doeltreffend de weg gebaand voor de latere, superieure religie, doordat zij het bestaan en de realiteit van bovenmateriële waarden en wezens aannamen.
Ofschoon religieuze ervaring een zuiver geestelijk, subjectief verschijnsel is, houdt deze ervaring een positieve instelling in van levend geloofsvertrouwen ten opzichte van de hoogste gebieden van objectieve universum-realiteit. Het ideaal van de religieuze filosofie is een vertrouwend geloof van dien aard, dat het de mens ertoe brengt om onvoorwaardelijk te vertrouwen op de absolute liefde van de oneindige Vader van het universum der universa. Zulk een echte religieuze ervaring gaat ver uit boven de filosofische objectivering van een idealistisch verlangen; zij neemt aan dat het heil verzekerd is en houdt zich alleen bezig met het leren kennen en doen van de wil van de Vader in het Paradijs. De kenmerken van zulk een religie zijn: geloofsvertrouwen in een allerhoogste Godheid, hoop op eeuwige overleving, en liefde, speciaal voor de medemens.
Wanneer de theologie de overhand krijgt over de religie, sterft de religie; zij wordt een leer in plaats van een leven. De enige missie van de theologie is de mens te helpen zich bewust te worden van zijn persoonlijke geestelijke ervaring. De theologie vormt de religieuze inspanning om de experiëntiële aanspraken van de religie te definiëren, te verhelderen, uiteen te zetten en te rechtvaardigen—aanspraken die in laatste instantie alleen door levend geloofsvertrouwen bekrachtigd kunnen worden. In de hogere filosofie van het universum sluit de wijsheid, evenals de rede, zich bij het geloofsvertrouwen aan. De rede, de wijsheid en het geloofsvertrouwen zijn ’s mensen hoogste verworvenheden. De rede leidt de mens binnen in de wereld der feiten, der dingen; de wijsheid leidt hem binnen in de wereld van waarheid, van betrekkingen; het geloof leidt hem binnen in een wereld van goddelijkheid, geestelijke ervaring.
Het geloofsvertrouwen draagt de rede zeer bereidwillig met zich mee zover als de rede kan gaan, en gaat dan met de wijsheid verder tot aan de uiterste grens van de filosofie; daarna durft het geloofsvertrouwen de onbegrensde, nooit eindigende reis door het universum aan te vangen in het gezelschap van waarheid alleen.
De wetenschap (kennis) is gebaseerd op de inherente (assistent-geest-) veronderstelling dat de rede geldig is, dat het universum begrepen kan worden. De filosofie (coördinatief begrijpen) is gebaseerd op de inherente (geest van wijsheid-) veronderstelling dat wijsheid geldig is, dat het materiële universum gecoördineerd kan worden met het geestelijke. Religie (de waarheid van de persoonlijke geestelijke ervaring) is gebaseerd op de inherente (Gedachtenrichter-) veronderstelling dat geloofsvertrouwen geldig is, dat God gekend en bereikt kan worden.
De volledige verwezenlijking van de realiteit van het sterfelijk leven bestaat in een steeds grotere bereidheid om deze veronderstellingen van de rede, de wijsheid en het geloofsvertrouwen te geloven. Zulk een leven wordt gemotiveerd door waarheid en gedomineerd door liefde; dit nu zijn de idealen die objectieve kosmische realiteit bezitten en wier bestaan niet materieel kan worden aangetoond.
Wanneer de rede eenmaal goed en verkeerd herkent, vertoont zij wijsheid; wanneer de wijsheid kiest tussen goed en verkeerd, waarheid en dwaling, toont zij aan door de geest geleid te worden. En aldus zijn de functies van het bewustzijn, de ziel, en de geest immer hecht verenigd en zijn zij functioneel onderling verbonden. De rede houdt zich bezig met feitelijke kennis, de wijsheid met filosofie en openbaring, geloofsvertrouwen met levende geestelijke ervaring. Door waarheid bereikt de mens schoonheid en door geestelijke liefde klimt hij op tot goedheid.
Geloofsvertrouwen leidt tot het kennen van God, niet alleen tot een mystiek voelen van de goddelijke tegenwoordigheid. Het geloofsvertrouwen moet niet al te zeer worden beïnvloed door zijn emotionele gevolgen. Ware religie is evenzeer een ervaring van geloven en kennen als een bevrediging van het gevoel.
Er is een realiteit in de religieuze ervaring die in evenredige verhouding staat tot haar geestelijke inhoud, en deze realiteit gaat de rede, de wetenschap, de filosofie, de wijsheid en alle andere verworvenheden van de mens te boven. De overtuigingen die zulk een ervaring met zich meebrengt zijn onaantastbaar; de logica van het religieuze leven is onweerlegbaar; de zekerheid van zulk een weten is bovenmenselijk, de vreugden die het met zich meebrengt zijn van verheven goddelijkheid, de moed die het schenkt is onoverwinnelijk, de toewijding onvoorwaardelijk, de trouw allerhoogst, en de bestemmingen die het de gelovige voorhoudt zijn finaal—eeuwig, ultiem en universeel.
[Aangeboden door een Melchizedek van Nebadon.]
Nederlandse vertaling © Stichting Urantia. Alle rechten voorbehouden.