◄ 99:5
Verhandeling 99
99:7 ►

De sociale opgaven van de religie

6. De geïnstitutionaliseerde godsdienst

99:6.1

Sektarisme is een ziekte van de geïnstitutionaliseerde godsdienst, en dogmatisme is een knechting van de geestelijke natuur. Het is veel beter om een religie te hebben zonder een kerk, dan een kerk zonder religie. De religieuze beroering van de twintigste eeuw is op zichzelf nog niet een teken van geestelijke decadentie. Verwarring gaat zowel aan groei als aan ondergang vooraf.

99:6.2

De socialisering van de religie heeft een werkelijke bedoeling. Religieuze groepsactiviteiten hebben ten doel om religieuze loyaliteiten aanschouwelijk te maken, om de aanlokkelijkheid van waarheid, schoonheid en goedheid te verheerlijken, om de aantrekkelijkheid van allerhoogste waarden te vergroten, om de onzelfzuchtige dienstbaarheid aan de medemens te versterken, om luister bij te zetten aan de mogelijkheden die het gezinsleven biedt, om de religieuze opvoeding te bevorderen, om wijze raad en geestelijke leiding te verschaffen, en aan te moedigen tot gemeenschappelijke godsverering. En alle levende godsdiensten moedigen aan tot vriendschap onder de mensen, houden de moraliteit in ere, begunstigen het welzijn van de gemeenschap waarin men leeft, en scheppen gunstige omstandigheden voor de verspreiding van het wezenlijke evangelie in hun respectieve boodschappen over het eeuwig heil.

99:6.3

Naargelang de religie echter wordt geïnstitutionaliseerd, raakt haar kracht ten goede beperkt, terwijl de mogelijkheden ten kwade zich grotelijks vermenigvuldigen. De gevaren van een geformaliseerde religie zijn: het vastleggen van geloofsopvattingen en de verstarring van gevoelens, de opeenhoping van gevestigde belangen bij toenemende secularisatie, de neiging om waarheid te standaardiseren en te fossiliseren, het verleggen van religie van het dienen van God naar het dienen van de kerk, de neiging van de leiders om bestuurders te worden in plaats van geestelijke dienaren, de neiging tot sektevorming en onderling concurrerende afscheidingen, het vestigen van een onderdrukkend kerkelijk gezag, het scheppen van de aristocratische instelling van een ‘uitverkoren volk,’ het aankweken van valse, overdreven ideeën van heiligheid, het tot een routine maken van de godsdienst en de verstening van de eredienst, de neiging om het verleden te vereren terwijl men de eisen van het heden over het hoofd ziet, het verzuim om hedendaagse interpretaties van religie te geven, het verwikkeld raken in functies van wereldlijke instellingen; zij schept de euvele discriminatie van religieuze kasten, zij wordt een onverdraagzame rechter inzake de orthodoxie, zij slaagt er niet in om de belangstelling van de avontuurlijke jeugd vast te houden en raakt geleidelijk de verlossende boodschap van het evangelie van het eeuwig heil kwijt.

99:6.4

De formele godsdienst beperkt mensen in hun persoonlijke geestelijke activiteiten, in plaats van hun de vrijheid te geven tot hoger dienstbetoon als bouwers van het koninkrijk.


◄ 99:5
 
99:7 ►