◄ 96:2
Verhandeling 96
96:4 ►

Jahweh—de God der Hebreeërs

3. De onvergelijkelijke Mozes

96:3.1

Het begin van de evolutie van de Hebreeuwse denkbeelden en idealen over een Allerhoogste Schepper valt samen met het vertrek van de Semieten uit Egypte onder Mozes, de grote leider, leraar en organisator. Zijn moeder behoorde tot de Egyptische koninklijke familie en zijn vader was een Semitische verbindingsofficier tussen de regering en de gevangen Bedouïnen. Mozes bezat aldus kwaliteiten die uit superieure raciale bronnen voortvloeiden; zijn voorgeslacht was in zo hoge mate vermengd, dat het onmogelijk is hem in een bepaalde raciale groep in te delen. Was hij niet van dit gemengde type geweest, dan zou hij nooit de ongewone veelzijdigheid en het ongebruikelijke aanpassingsvermogen aan de dag hebben gelegd waardoor hij in staat was leiding te geven aan de zeer gevarieerde horde welke zich uiteindelijk zou aansluiten bij de Semitische Bedouïnen die onder zijn leiderschap uit Egypte naar de Arabische Woestijn vluchtten.

96:3.2

Ondanks de verlokkingen van de cultuur van het koninkrijk aan de Nijl, verkoos Mozes zijn lot te verbinden aan het volk van zijn vader. Toen deze grote organisator zijn plannen opstelde om het volk van zijn vader uiteindelijk te bevrijden, hadden de gevangen Bedouïnen nauwelijks een geloof dat de naam waard was. Het ontbrak hun aan vrijwel ieder juist begrip van God en zij waren zonder enige hoop.

96:3.3

Deze slaven vormden de meest hopeloze, terneergeslagen, ontmoedigde en onwetende groep mensen die een leider ooit geprobeerd heeft te hervormen en te verheffen. Maar deze slaven waren in hun erfelijk materiaal dragers van latente mogelijkheden tot ontwikkeling, en er was een voldoende aantal geschoolde leiders door Mozes getraind ter voorbereiding op de dag van opstand en de slag om de vrijheid, om een korps efficiënte organisatoren te vorm- en. Deze superieure mannen waren te werk gesteld geweest als opzichters over hun volksgenoten; zij hadden enige scholing gehad vanwege de invloed van Mozes bij de Egyptische heersers.

96:3.4

Mozes trachtte zijn mede-Semieten via diplomatieke onderhandelingen vrij te krijgen. Hijzelf en zijn broer gingen een overeenkomst aan met de koning van Egypte, waarbij zij toestemming verkregen om in vrede het Nijldal te verlaten en naar de Arabische Woestijn te trekken. Zij zouden een bescheiden betaling in geld en goederen ontvangen voor hun lange diensttijd in Egypte. Hunnerzijds verbonden de Hebreeërs zich om vriendschappelijke relaties met de Farao’s te onderhouden en niet toe te treden tot enig bondgenootschap tegen Egypte. Maar het behaagde de koning later dit verdrag te verwerpen, waarbij hij als reden het excuus opgaf dat zijn spionnen trouweloosheid onder de Bedouïnen-slaven hadden ontdekt. Hij beweerde dat zij vrijheid zochten met het oogmerk de woestijn in te trekken en de nomaden tegen Egypte te verzamelen.

96:3.5

Mozes raakte echter niet ontmoedigd; hij wachtte zijn tijd af, en binnen een jaar, toen de Egyptische strijdkrachten geheel in beslag werden genomen met het afslaan van gelijktijdige aanslagen van een sterk Libisch front in het zuiden en een Griekse zeevloot in het noorden, leidde deze onverschrokken organisator zijn landgenoten, in een spectaculaire nachtelijke vlucht uit Egypte. Deze sprong naar de vrijheid was zorgvuldig voorbereid en werd bekwaam uitgevoerd. En het lukte hun, ondanks het feit dat zij vurig werden achternagezeten door Farao en een kleine eenheid Egyptenaren, die allen vielen door de verdediging van de vluchtelingen en daarbij veel buit opleverden, die nog werd vermeerderd met wat de oprukkende schare ontsnappende slaven buitmaakte terwijl ze opmarcheerde naar het voorvaderlijk thuis in de woestijn.


◄ 96:2
 
96:4 ►