◄ 92:5
Verhandeling 92
92:7 ►

De verdere evolutie van religie

6. De samengestelde godsdiensten

92:6.1

De godsdiensten van Urantia in de twintigste eeuw bieden een interessant beeld van de sociale evolutie van ’s mensen impuls tot godsverering. Sinds de dagen van de geestenverering hebben vele godsdiensten slechts zeer weinig vooruitgang geboekt. De Pygmeeën in Afrika kennen als groep geen religieuze reacties, ofschoon sommigen van hen wel oppervlakkig geloven dat zij door geesten worden omgeven. Zij bevinden zich nu precies op het punt waar de primitieve mens stond bij de aanvang van de evolutie der religie. De basis van de primitieve religie was een geloof in een voortbestaan na de dood. Het idee om een persoonlijke God te vereren wijst op een gevorderde evolutionaire ontwikkeling, zelfs op het eerste stadium van openbaring. De Dajaks hebben alleen de meest primitieve godsdienstige gebruiken ontwikkeld. De relatief recente Eskimo’s en Amerikaanse Indianen hadden zeer povere Godsvoorstellingen; zij geloofden in geesten en hadden slechts een onduidelijk idee over een soort voortbestaan na de dood. De hedendaagse Australische inheemsen kennen alleen vrees voor geesten, angst voor de duisternis en een primitieve voorouderverering. De Zoeloes ontwikkelen nu pas een godsdienst van vrees voor geesten en van offeranden. Behalve wanneer er Christelijke en Mohammedaanse zendelingen onder hen hebben gewerkt, zijn vele Afrikaanse stammen in hun religieuze ontwikkeling nog niet verder dan het stadium van fetisjisme. Maar sommige groepen, zoals de voormalige Thraciërs die ook in de onsterfelijkheid geloofden, zijn het idee van het monotheïsme lang trouw gebleven.

92:6.2

Op Urantia schrijden de evolutionaire religie en de openbaringsreligie zij aan zij voort, terwijl zij samensmelten en zich verenigen tot de gevarieerde theologische stelsels die ten tijde van het schrijven van deze verhandelingen in uw wereld worden aangetroffen. Deze godsdiensten, de godsdiensten van de planeet Urantia in de twintigste eeuw, kunnen als volgt worden opgesomd:

92:6.3

1. het Hindoeïsme—de oudste;

92:6.4

2. de Hebreeuwse godsdienst;

92:6.5

3. het Boeddhisme;

92:6.6

4. de leringen van Confucius;

92:6.7

5. de Taoïstische overtuigingen;

92:6.8

6. de leer van Zarathoestra;

92:6.9

7. het Shintoïsme;

92:6.10

8. het Jaïnisme;

92:6.11

9. het Christendom;

92:6.12

10. de Islam;

92:6.13

11. het Sikhisme—de meest recente.

92:6.14

De meest geavanceerde godsdiensten uit de oude tijd waren het Judaïsme en het Hindoeïsme en beide zijn van grote invloed geweest op het verloop van de religieuze ontwikkeling respectievelijk in het Oosten en het Westen. Zowel de Hindoes als de Hebreeërs geloofden dat hun godsdiensten geïnspireerd en geopenbaard waren, en zij geloofden dat alle andere godsdiensten decadente vormen waren van het ene ware geloof.

92:6.15

India is verdeeld onder Hindoes, Sikhs, Mohammedanen en Jaïnisten, die zich allen God, de mens en het universum naar hun verschillende opvattingen voorstellen. China volgt de Taoïstische en de Confucianistische leringen; het Shintoïsme wordt in Japan beleden.

92:6.16

De grote internationale, interraciale religies zijn de godsdienst der Hebreeërs, het Boeddhisme, het Christendom en de Islam. Het Boeddhisme strekt zich uit van Ceylon en Birma, via Tibet en China, tot in Japan. Het heeft een vermogen vertoond tot aanpassing aan de zeden van vele volken, dat alleen door het Christendom wordt geëvenaard.

92:6.17

De Hebreeuwse religie omvat de filosofische overgang van het polytheïsme naar het monotheïsme; zij vormt de evolutionaire verbinding tussen de religies uit de evolutie en de openbaringsreligies. De Hebreeërs waren de enige westerlingen die hun evolutionaire goden uit de begintijd geheel zijn blijven volgen tot zij de God der openbaring hadden gevonden. Maar deze waarheid werd pas op wijde schaal aangenomen in de dagen van Jesaja, die opnieuw het gemengde idee onderrichtte van een raciale godheid, gecombineerd met een Universele Schepper: ‘O Here der heerscharen, Gij God Israels, Gij zelf, Gij alleen zijt God; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt.’ Eens berustte de hoop op het voortbestaan van de Westerse beschaving in de sublieme Hebreeuwse ideeën over goedheid, en de geavanceerde Helleense ideeën over schoonheid.

92:6.18

De Christelijke religie is de religie over het leven en het onderricht van Christus, gebaseerd op de theologie van het Judaïsme, verder gemodificeerd door de assimilatie van bepaalde leringen van Zarathustra en de Griekse filosofie, en hoofdzakelijk geformuleerd door drie figuren: Philo, Petrus en Paulus. Sinds de tijd van Paulus is zij door vele fasen van evolutie heengegaan en is zij zo grondig verwesterst, dat het heel natuurlijk is dat vele niet-Europese volken het Christendom beschouwen als een vreemde openbaring van een vreemde God, bestemd voor vreemdelingen.

92:6.19

De Islam is de religieus-culturele verbinding tussen Noord-Afrika, de Levant en Zuidoost-Azië. Door de Joodse theologie, in verbinding met de latere Christelijke leringen, is de Islam monotheïstisch is geworden. De volgelingen van Mohammed struikelden over de hogere leringen over de Triniteit; zij konden de leer van drie goddelijke persoonlijkheden en één Godheid niet begrijpen. Het is altijd moeilijk voor het evolutionaire bewustzijn om plotseling geavanceerde geopenbaarde waarheid te aanvaarden. De mens is een evolutionair schepsel en moet in het algemeen zijn religie via evolutionaire methoden verwerven.

92:6.20

Eens betekende de voorouderverering een duidelijke stap vooruit in de religieuze evolutie, maar het is zowel verbazingwekkend als betreurenswaardig dat dit primitieve idee nog steeds standhoudt in China, Japan en India, temidden van zoveel relatief meer geavanceerde religies zoals het Boeddhisme en het Hindoeïsme. In het Westen ontwikkelde zich de voorouderver-ering tot de verering van nationale goden en eerbied voor volkshelden. In de twintigste eeuw treedt deze nationalistische, heldenvererende godsdienst aan de dag in de vorm van de verschillende radicale, nationalistische soorten secularisme waardoor vele westerse volken en naties worden gekenmerkt. Dezelfde instelling treft men ook veel aan in de grote universiteiten en de grotere industriële gemeenschappen van de Engels-sprekende volken. Het idee dat godsdienst slechts ‘een gemeenschappelijk najagen van het goede leven’ is, verschilt niet veel van deze denkbeelden. De ‘nationale godsdiensten’ zijn niets meer dan een terugkeer naar de oude Romeinse keizerverering en het Shintoïsme—de verering van de staat in de personen van de keizerlijke familie.


◄ 92:5
 
92:7 ►